Mentale gezondheid jeugd in cijfers

Ondanks dat het met veel jongeren goed gaat, zijn er signalen voor toegenomen maatschappelijke verwachtingen en mentale druk bij de jeugd. Zo is tussen 2017 en 2021 het percentage meisjes in het basisonderwijs met emotionele problemen meer dan verdubbeld: van 14% naar 33%. Tijdens de coronacrisis nam het aantal jongeren (12-25 jaar) met psychische klachten toe: van 10,9% in 2020 naar 18% in 2021. Verder had in 2021 51% van de hbo- en wo-studenten (lichte tot matige) psychische klachten.

Toegenomen verwachtingen en mentale druk

Sinds 2018 wordt er in verschillende (onderzoeks)rapporten gewaarschuwd voor de toegenomen maatschappelijke verwachtingen en mentale druk bij de jeugd, waaronder in een essay van de Raad van Volksgezondheid en Samenleving [1], een rapport van het RIVM [2] en een verkenning van de Sociaal-Economische Raad [3]. In deze rapporten komen onder andere de onderwerpen 'prestatiedruk', 'kansenongelijkheid' en suïcide als doodsoorzaak onder jeugdigen aan bod.

Tegelijkertijd beoordeelden Nederlandse leerlingen op de basisschool hun leven destijds met een 8,3. En leerlingen in het voortgezet onderwijs met een 7,6 [4].

Snel naar...

Mentale gezondheid kinderen: 0-12 jaar

Er zijn weinig landelijke cijfers beschikbaar over de mentale gezondheid van kinderen. De onderzoeken die tot 2022 zijn uitgevoerd op populatieniveau, zoals Health Behaviour in School-aged Children (HBSC) en Geluk onder Druk bieden (alleen) inzicht in leerlingen uit groep (7 en) 8. In 2020 ervaarden veel kinderen een positieve mentale gezondheid. Het onderzoek Jong na corona dat in 2022 is uitgevoerd, is het eerste onderzoek waarin landelijke gegevens verzameld zijn over het welzijn van leerlingen in groep 6 en 7.

In 2020 ervaarden veel kinderen een positieve mentale gezondheid [5]. Zo scoorde 85% van de basisschoolleerlingen positief op floreren. Floreren omvat kwaliteit van leven, zingeving en blijheid [5]. Tijdens de coronacrisis is weinig onderzoek gedaan naar de invloed van de coronacrisis op het mentaal welbevinden of mentale klachten van kinderen tot 12 jaar. Er zijn signalen dat de pandemie een negatieve invloed had op de mentale gezondheid van kinderen, maar de representativiteit van deze resultaten is onduidelijk [6].

Tussen 2017 en 2021 zijn emotionele problemen bij meisjes uit groep 8 sterk toegenomen. In het basisonderwijs is het percentage meisjes met emotionele problemen in die periode meer dan verdubbeld: van 14% naar 33%[7]. Deze percentages bleven stabiel tussen 2021 en 2022 [8]. Het percentage jongens met emotionele problemen nam tussen 2017 en 2021 toe van 7% naar 14% [7]. Waar in 2021 het percentage jongens met emotionele problemen significant hoger was dan in 2017, was dit in 2022 nier meer zo [8].

Er zijn echter verschillen tussen groepen kinderen. Zo zijn kinderen die met beide ouders in één huis wonen positiever over hun leven dan kinderen die niet met beide ouders in één huis wonen. Kinderen die met beide ouders in één huis wonen geven hun leven gemiddeld een 8,1 tegenover een 7,6 van kinderen die niet met beide ouders in één huis wonen. Ook rapporteren kinderen met een migratieachtergrond vaker een laag emotioneel welbevinden (20%) dan kinderen zonder migratieachtergrond (15%) [7]. Verder ervaart 15,5% van de leerlingen in groep 8 van het basisonderwijs (nogal) veel druk door schoolwerk [8]. Desondanks geven kinderen in groep 8 van het basisonderwijs hun leven gemiddeld een 8,0 [7, 8]. Ook over sociale relaties met ouders en vrienden is het merendeel van de kinderen positief [7].

8,0 is het gemiddelde cijfer dat kinderen in groep 8 van het basisonderwijs hun leven geven (2022)

33% van de meisjes in het basisonderwijs heeft emotionele problemen (2021)

Het onderzoek Jong na corona (2022) liet zien dat kinderen uit groep 6 van het basisonderwijs hun leven een 8,3 geven, en kinderen in groep 7 een 8,2. Van de kinderen in groep 6 en 7 ervaart respectievelijk 17,5% en 18,6% (nogal) veel druk door schoolwerk [8]. Verder geeft 7,4% van de kinderen in groep 6 aan vaak ongelukkig te zijn of vaak te moeten huilen, tegenover 6,4% van de kinderen in groep 7 [8].

Mentale gezondheid jongeren: 12-18 jaar

In 2020 ervaarden veel jongeren een positieve mentale gezondheid. Driekwart van de jongeren in het voortgezet onderwijs rapporteerde een hoge mate van floreren [5]. Het HBSC-onderzoek uit 2021 en het onderzoek ‘Jong na corona’ uit 2022 lieten zien dat jongeren in het voortgezet onderwijs hun leven gemiddeld een 7,1 geven [7, 8].

7,1 is het gemiddelde cijfer dat jongeren in het voortgezet onderwijs hun leven geven (2021)

Tijdens de coronacrisis namen mentale problemen bij kinderen en jongeren toe [9]. Zo nam het percentage jongeren tussen 12 en 25 jaar met psychische klachten toe van 10,9% in 2020 naar 18% in 2021 [10]. Het is echter niet met zekerheid te zeggen of de coronacrisis de oorzaak is van deze stijging in mentale problemen. Het mentaal welbevinden van kinderen en jongeren leek al voor de coronacrisis achteruit te gaan [9]. Tegelijkertijd bleken jongeren ook veerkrachtig en ging het in coronatijd met de meeste jongeren nog steeds goed [6].

Uit het vierjaarlijkse HBSC-onderzoek bleek dat het percentage meisjes in het voortgezet onderwijs met emotionele problemen tussen 2017 en 2021 sterk is toegenomen: van 28% naar 43% [7]. Dit bleef stabiel in 2022 bleek uit het onderzoek ‘Jong na Corona’ [8]. Het percentage jongens in het voortgezet onderwijs met emotionele problemen steeg van 9% naar 13% tussen 2017 en 2021, maar bleef stabiel tussen 2021 en 2022 [7,8].

Er zijn echter verschillen tussen groepen jongeren. Zo zijn jongeren die met beide ouders in één huis wonen positiever over hun leven dan jongeren die niet met beide ouders in één huis wonen. Jongeren die met beide ouders in één huis wonen geven hun leven gemiddeld een 7,3, tegenover een 6,7 van jongeren die niet met beide ouders in één huis wonen. Daarnaast ervaren jongeren die met beide ouders in één huis wonen minder emotionele problemen dan jongeren die niet met beide ouders in één huis wonen [8]. Ook jongeren die opgroeien in een gezin met een hoge materiële welvaart zijn positiever over hun leven en ervaren minder emotionele problemen dan jongeren die opgroeien in een gezin met een lage materiële welvaart [8]. Over sociale relaties met ouders en vrienden is het merendeel van de jongeren positief [7, 8].

30% VAN DE JONGEREN IN HET VOORTGEZET ONDERWIJS HEEFT EMOTIONELE PROBLEMEN (2022)

Mentale gezondheid studenten: 18-25 jaar

Gaan studeren is een belangrijke levensverandering voor veel jongeren die samenvalt met een ontwikkelingsfase van adolescentie naar jongvolwassenheid. Deze fase gaat over het ontwikkelen van je identiteit en het leren aangaan en onderhouden van relaties. Vaak vinden er in deze tijd ook veel andere levensveranderingen plaats. Zo is de studententijd het moment waarop veel jongeren op zichzelf gaan wonen. Ook het vinden van een partner en het nadenken over een toekomstige carrière gaan vaak een grotere rol spelen. Door al deze veranderingen kan de studententijd een stressvolle tijd zijn [11].

45% van de studenten geeft hun leven een score van 7,0 of hoger (2021)

In Nederland zijn jongvolwassenen tussen de 18 en 25 jaar van alle leeftijdsgroepen het minst gelukkig met hun leven [12]. In 2021 rapporteerde 51% van de studenten in het hbo en wo (veelal lichte tot matige) psychische klachten en rapporteerde en 68% rapporteerde emotionele uitputtingsklachten. Studenten die een grotere kans hebben op psychische klachten zijn met name studenten met een migratieachtergrond en internationale studenten [13]. Desondanks ervaren veel studenten voldoende welzijn: 45% van de studenten gaf hun leven een score van 7,0 of hoger. Studenten met een positieve mentale gezondheid ervaren minder vaak psychische klachten [13].

51% van de hbo- en wo-studenten heeft (lichte tot matige) psychische klachten (2021)

Over de mentale gezondheid van studenten in het mbo is relatief weinig bekend [14]. Vragenlijstonderzoeken richten zich zelden op mbo-studenten. De onderzoeken die wel gedaan zijn, richtten zich vaak op een specifieke groep mbo-studenten, zoals studenten van een bepaalde opleidingsrichting of van één bepaald mbo-niveau. Daardoor ontbreken representatieve gegevens over de mentale gezondheid van de totale groep mbo-studenten [14]. Onderzoek tijdens de coronapandemie liet zien dat mbo-studenten zich in deze periode vaker somber en eenzaam voelden dan voor de coronapandemie [15]. Er zijn verschillende risicogroepen te onderscheiden in de ontwikkeling of het verloop van mentale problemen tijdens de coronapandemie [16]. Studenten die al vóór de coronapandemie veel mentale problemen hadden, blijken het meest kwetsbaar. Zij hadden ook na de coronapandemie nog de meeste mentale problemen [16].

> Lees meer in het dossier 'Welzijn studenten'

Gebrek aan cijfers over psychische aandoeningen

Bovenstaande cijfers bieden inzicht in algemene trends rondom mentaal welbevinden en mentale problemen van de jeugd. Deze cijfers zijn echter gebaseerd op zelfrapportage, wat betekent dat jeugdigen zelf hebben aangeven hoe het met hen gaat. Zelfrapportage kan beperkingen met zich meebrengen. Zo zijn jeugdigen mogelijk geneigd sociaal wenselijke antwoorden te geven, wat kan leiden tot zowel over- als onderrapportage van problemen [5,7].

Landelijk representatieve cijfers over het vóórkomen, het beloop en de gevolgen van psychische aandoeningen bij jongeren  tot 18 jaar ontbreken in Nederland [17, 18]. Daardoor is het bijvoorbeeld niet bekend hoeveel jongeren op dit moment een depressie, angststoornis, ADHD of burn-out hebben. Ook weten we niet welke jongeren het meeste risico lopen op deze psychische aandoeningen en welke gevolgen deze aandoeningen hebben voor de jongere, het gezin en de school.

Kortom, het volledige spectrum van de mentale gezondheid (van welbevinden tot het ervaren van klachten tot het hebben van een stoornis) van de jeugd is niet goed in beeld. Dit is dan ook één van de aandachtspunten in onze kennisagenda mentale gezondheid jeugd. Er zijn verschillende initiatieven die verandering in het gebrek aan aan overkoepelend beeld proberen te brengen, zoals het DREAMS-onderzoek en de StroomOP Monitor. En dat is belangrijk, want een gebrek aan data leidt onder andere tot een mismatch tussen de beschikbare zorg en de vraag naar zorg. Cijfers over de omvang en ernst van problemen kunnen, gecombineerd met cijfers over zorggebruik, bijdragen aan betere keuzes voor de organisatie van het zorgaanbod en het inkoopbeleid [19].

Daarnaast kunnen data over mentale gezondheid en zorggebruik bijdragen aan kwaliteitsbeoordeling van de jeugdhulp. Het kan bijvoorbeeld inzicht geven in hoe jeugdigen bij jeugdhulp terechtkomen, welke zorg wordt verleend en of jeugdhulp heeft bijgedragen aan welbevinden of herstel [19]. Tien concrete adviezen maken duidelijk welke stappen nodig zijn om meer zicht te krijgen op de mentale gezondheid en het zorggebruik van de jeugd.