Blog |

Voltooid leven

voltooid

Voltooid leven, een belangrijk thema binnen de ouderenpsychiatrie. Paul Naarding, psychiater en collega Femke Versteegen, klinisch psycholoog vertellen in deze blog over waar ze tegenaan lopen in de praktijk.

Over de colomnisten:

Namen: Paul Naarding, psychiater & Femke Versteegen, klinisch psycholoog

Organisatie: GGNet Ouderen

Het afgelopen jaar stond de discussie over ‘voltooid leven’ hoog op de politieke agenda. Aangezwengeld door de voormalig minister van VWS, maar in feite één van de unique selling points van D’66.

De discussie vloog al snel uit de bocht. In de aanloop naar de verkiezingen werd fractievoorzitter Pechtold van D’66 geconfronteerd met een relatief jonge man (58 jaar) die zijn leven ook al ‘voltooid’ achtte en dat bracht hem danig van zijn stuk.

Het is opmerkelijk en op z’n zachtst gezegd opportunistisch dat deze discussie zo’n grote plek kreeg in de verkiezingsstrijd. In het huidige kabinet lijkt een voortgang in dit dossier niet waarschijnlijk, omdat de standpunten van de verschillende regeringspartijen hierin nogal uitéénlopen. Maar al voor ex-minister Schippers haar ballonnetje opliet, was er een gedegen rapport van de commissie Schnabel, waarvan de slotconclusie luidde dat er geen noodzaak is tot verruiming van de euthanasiewet.

Maar wat moet er dan wel met het thema ‘voltooid’ leven? Het komt in de dagelijkse praktijk steeds meer voor dat we in ons werk geconfronteerd worden met de groep ouderen, die hun leven voltooid achten. Collega Renske de Reus heeft al eerder een column gewijd aan dit ingewikkelde thema. Zij ging vooral in op de euthanasiewens en het ‘fiat’ dat je daar als ouderenpsychiater dan voor zou moeten geven.

In onze praktijk binnen GGNet presenteren zich al sinds jaar en dag ouderen met een doodswens. Suïcidaliteit is tenslotte één van de kernproblemen waarbij een psychiater in consult gevraagd wordt. Het is ook één van de belangrijkste redenen voor een crisisbeoordeling. De laatste jaren wordt de nieuwe terminologie schijnbaar moeiteloos ingepast, en noemt men zijn of haar leven ‘voltooid’. Daarmee krijgt het, met de publieke discussie in het achterhoofd een andere lading. In het woordenboek staat bij ‘voltooid’, dat iets ‘af’ is, of ‘verleden tijd’. Het leven ‘voltooid’ noemen suggereert daarmee een mooi afgerond proces. Tegelijkertijd is de afgrenzing van suïcidaliteit onscherp en dringt de vraag zich op of er wel een verschil is. In onze deeltijd therapiegroepen is het thema ook op de agenda gekomen en wordt door verschillende patiënten met angst en beven gekeken naar hoe hun eigen suïcidaliteit op deze manier genormaliseerd lijkt te worden. Deelnemers die met suïcidaliteit in behandeling kwamen en met behulp van professionele GGZ voor ouderen weer perspectief hadden gevonden en zich minder somber en afhankelijk voelden, vertelden dat ze als er een route naar ‘voltooid leven’ had bestaan, ze wellicht voor die route gekozen hadden.

Deze ervaring in combinatie met de sterke druk vanuit de maatschappij om de hulp voor ouderen met een ‘voltooid leven’ te de-medicaliseren, vraagt onzes inziens om een stevig tegengeluid. Onwetendheid van de ernstige psychopathologie die ook ouderen kan treffen, vaak in combinatie met somatisch lijden en psychosociale problematiek, lijkt de weg vrij te maken voor een quick-fix naar hulp bij het sterven en het op die manier ‘voltooien’ van het leven. We sluiten niet uit dat daarbij economische motieven meespelen, want goede en professionele zorg voor ouderen met psychiatrische en/of ernstige psychosociale problemen is complex en duur. Maar als wij als maatschappij er eerst voor zorgen dat mensen gezond oud kunnen worden, moeten we ook zorgen voor een gezonde en betekenisvolle oude dag. En dan moet er dus geïnvesteerd worden in goede psychiatrie voor ouderen en hoort het probleem ‘voltooid leven’ daar in thuis.