Header Image

Wat kunnen gevolgen van geweld zijn voor een slachtoffer?

In dit hoofdstuk lees je met welk geweld de kinderen te maken kregen. Het gaat om de slachtoffers die zich bij commissie De Winter hebben gemeld. Zij vertelden over hoe het was om als kind geweld mee te maken, en welke gevolgen dat geweld op latere leeftijd had. De kinderen voelden zich machteloos, angstig en eenzaam. Ook dachten ze dat het geweld hun eigen schuld was, en schaamden zij zich ervoor.

Gevolgen voor het slachtoffer

Niet iedereen heeft op latere leeftijd nog last van het geweld. In deze module lees je welke factoren invloed kunnen hebben op of iemand klachten ontwikkelt of niet. De slachtoffers die wel problemen ervaren op latere leeftijd, geven aan dat dit vaak een combinatie is van psychische, lichamelijke, sociale en financiële problemen. Die bespreken we in dit hoofdstuk.

Om welk geweld gaat het?

Commissie de Winter heeft in het onderzoek op meerdere manieren informatie verzameld. Dit ging over hoeveel kinderen te maken kregen met geweld in de jeugdzorg tussen 1945 en 2019.  Die informatie kwam van personen (via open interviews, focusgroepen en gestandaardiseerde vragenlijsten), uit archieven en uit media en vakliteratuur.

Daarnaast is er een meldpunt opgezet. De onderzoekers hebben 699 meldingen bekeken. Van deze meldingen ging 83% over psychisch geweld, zoals pesten of dreigen. Hierover vertelt een man die in de jaren zestig in een internaat voor blinde en slechtziende kinderen zat:

‘Als je in je broek of bed geplast had, propten de broeders je natte onderbroek in je mond als straf.’

73% heeft een melding gedaan van fysiek geweld. Denk hierbij aan schoppen of slaan of aan haren trekken. Een vrouw die in de jaren 70/80 in de pleegzorg zat, zegt:

‘Ik ben in dat gezin geschopt, geslagen, aan mijn haren de trap op gesleurd en met mijn hoofd tegen de muur geslagen.’

Psychische verwaarlozing werd ook genoemd. Dit is als een kind bijna geen liefde, warmte en positieve aandacht krijgt. Iets meer dan de helft (57%) heeft een melding gedaan van psychische verwaarlozing. Een man die in de jaren vijftig in de pleegzorg zat, vertelt:

‘In het pleeggezin voelde ik totaal geen liefde. Ik heb het idee dat ik puur om het geld in huis genomen was. Ze hadden alleen maar belang bij het werk dat ik deed op de boerderij. Mijn pleegvader heeft zelfs nooit tegen mij gepraat.’

De helft (51%) van de melders heeft als kind in de jeugdzorg te maken gehad met seksueel geweld. Dit kan gaan om ongewenste aanraking van intieme delen van het lichaam (bijvoorbeeld geslachtsdelen, billen, borsten) of verkrachting. Zo vertelt een vrouw die in de jaren tachtig in de pleegzorg zat:

‘Elke zondag gingen we op bezoek bij de ouders van mijn pleegouders. Ik werd dan naar de achterkamer gestuurd waar mijn pleegopa in zijn eentje zat. Bijna elke zondag werd ik door hem misbruikt, acht jaar lang. Toen ik dit als volwassene uiteindelijk aan mijn pleegouders vertelde zei mijn pleegvader ‘ja, dat heb ik altijd al vermoed’. Ik vroeg waarom hij dan nooit ingegrepen had. Hij antwoordde dat hij bang was voor zijn vader’. 

Ieder kind heeft basisbehoeften zoals eten, drinken, kleding en medische zorg. Bijna twee van de vijf (38%) slachtoffers meldt lichamelijke verwaarlozing. Zij kregen niet de verzorging waar zij behoefte aan en recht op hadden. Een man die in de jaren nul in de pleegzorg zat, vertelt:

‘Ik kreeg amper te eten. Toen ik een snoepje had gepakt moest ik voor straf alle snoepjes opeten, ik moest overgeven en zelfs toen moest ik dooreten. Op school vroeg ik andere kinderen om eten, toen ze daar achter kwamen werd ik geslagen.’

Wat opvalt is dat psychisch geweld veel voorkwam. En dat veel kinderen verschillende vormen van geweld meemaakten. De meeste meldingen gaan over geweld dat vaak gebeurde en lang duurde. Kinderen maakten gemiddeld 7,5 jaar geweld mee. Bijna altijd stopte het geweld pas als het kind zelf wegging bij jeugdzorg of werd weggehaald.

Gevolgen van het geweld als kind

Een kind dat geweld meemaakt, kan daar op verschillende manieren op reageren. Ieder kind reageert anders op heftige situaties en geweld. Maar een aantal gevoelens werden vaak genoemd. Veel slachtoffers vertellen dat zij zich bijvoorbeeld heel machteloos voelden. Ze waren angstig. Ook voelden zij geen band met medewerkers en soms ook niet met de andere kinderen. Hierdoor waren ze eenzaam. Soms dacht een kind dat het geweld diens eigen schuld was, en schaamde zich daardoor. Ook hadden veel kinderen een gevoel van gemis, dat zij niet kregen wat ze nodig hadden. Deze gevoelens komen vaak tegelijk voor. Ook het soort geweld heeft invloed op de reactie van een kind.

Hoe kan het dat iemand later nog last heeft van het geweld in de kindertijd? Wat geweld met de hersenen van kinderen doet, wordt in dit filmpje uitgelegd.

Machteloosheid

Kinderen die geweld meemaakten, voelden zich vaak machteloos. Zij konden niets tegen het geweld doen. Ook konden zij niet weg uit de situatie.

Soms kwam een kind op voor zichzelf. Dan sloeg een kind de medewerker terug. Vaak reageerde de medewerker dan met nog meer geweld of straf. Sommige kinderen maakten melding van het geweld. In de praktijk werd hier bijna nooit iets mee gedaan.  De meeste kinderen zeiden niets over het geweld. Ze durfden dat niet. Of er was niemand met wie ze konden praten. Het geweld bleef verborgen voor de eigen ouders. Van de medewerkers moesten kinderen hun mond houden en doen alsof er niets aan de hand was. Ook waren kinderen bang voor straf als ze iets zouden zeggen.

‘Ik voelde me steeds kleiner […]. Ik werd steeds stilzwijgender en op een gegeven moment hield ik maar mijn mond.’

Slachtoffers gingen op hun eigen manier om met het geweld. Sommigen trokken zich terug in hun eigen leefwereld. Anderen probeerden de machteloosheid te accepteren. Het geweld ‘ondergaan’ werd een onderdeel van het leven in de jeugdzorg.

Angst

Veel kinderen waren bang voor het geweld. Ze probeerden het geweld zoveel mogelijk te vermijden. Soms was er echter geen aanleiding voor het geweld en gebeurde het ‘zomaar’. Dit zorgde voor een erg onveilig gevoel bij de kinderen. Ze wisten vaak niet wat ze gedaan hadden of wanneer het geweld zou stoppen. Door de onvoorspelbaarheid waren ze vaak bang en onzeker.

Het geweld maakte ze bang, onzeker en verdrietig. Soms gingen kinderen daardoor bedplassen. Daar konden ze dan weer straf voor krijgen. Ze kregen het gevoel dat ze niets waard waren.

‘Ik weet nog goed dat de voogdij op een gegeven moment vroeg van, gaat alles wel goed? Even zo stiekem op de gang. Ja, alles gaat goed. Dat ja, je gaat, want ik wist ook, dat ze heel veel moeite hebben moeten doen om een plekje voor mij te vinden. Dus als ik ga zeggen dat het niet leuk is, waar ga ik dan wonen?’

‘Ze zeiden, hier wordt niet gehuild, hier wordt niet gelachen, want daar staat straf op. Ik heb toen vijf jaar lang mijn mond niet opengedaan.’

Eenzaamheid

De kinderen hadden vaak het gevoel dat zij er helemaal alleen voor stonden. Ze waren erg eenzaam.

Ze konden de medewerkers niet vertrouwen. Ze kregen weinig steun of troost van de medewerkers. Maar vaak konden de kinderen elkaar onderling ook niet vertrouwen. Zij werden door de medewerkers tegen elkaar uitgespeeld. De kinderen moesten elkaar gedwongen verraden, of werden gedwongen een kind uit te lachen als het in bed had geplast. Als de kinderen dat niet deden, kregen ze zelf straf. Vriendschappen tussen kinderen waren hierdoor bijna onmogelijk.

Slachtoffers vertellen dat ze als kind bang waren dat niemand hen zou geloven. Vaak werden ze ook niet geloofd. De medewerkers in kinder- en jeugdpsychiatrie beschuldigden kinderen er regelmatig van dat zij fantaseerden of logen. Volgens de medewerkers was dit onderdeel van de gedragsproblemen van sommige kinderen. De kinderen hadden ook bijna geen contact met hun eigen familie of de buitenwereld.

Veel slachtoffers zijn pas als volwassene gaan praten over wat zij hebben meegemaakt. En nog steeds zijn ze bang om niet geloofd te worden.

Schuld en schaamte

Als kind leer je wat normaal is en wat niet. Veel kinderen in de jeugdzorg dachten dat het normaal was om geweld mee te maken. Het hoorde erbij. Veel slachtoffers vertellen dat zij pas op (veel) latere leeftijd inzagen dat geweld niet normaal is.
Vaak gebeurde het geweld zonder aanleiding, ‘zomaar’. Daarom gaven de kinderen zichzelf de schuld. ‘Ik zal het wel verdiend hebben.’ Omdat ze dachten dat het hun eigen schuld was, schaamden ze zich. Voor het geweld en zichzelf.

‘Die haat voel je altijd – die haat ging veel dieper nog dan hun stokslagen, in die haat lag hun totale afwijzing, geen enkele verantwoording meer voelen of willen hebben voor je… ja, wat deed ik eigenlijk in hun huis? Waarom was ik niet gewoon dood?’

Gemist

Alle slachtoffers die melding hebben gemaakt, vertellen dat ze niet kregen wat ze nodig hadden. Zij konden met niemand praten. Er was niemand die luisterde, een arm om hen heen sloeg of die er gewoon was. Veel slachtoffers misten dat.

Daarnaast misten ze:

  • Contact met een lief en aardig iemand.
  • Een moeder, vader of andere verzorger die er altijd is.
  • Veiligheid en bescherming.
  • Iets van jezelf hebben (een eigen ruimte of spullen).
  • Het gevoel hebben dat je meetelt of belangrijk bent.
  • Goede hulp en (medische) zorg.

 

Gevolgen van het geweld als volwassene

De meeste slachtoffers die een melding hadden gedaan, hadden nu nog last van het geweld. Maar niet ieder kind dat geweld meemaakt, heeft daar op latere leeftijd last van.

Waarom ervaren sommige slachtoffers problemen in het latere leven, en andere niet?

Niet ieder kind dat geweld meemaakt, heeft daar op latere leeftijd last van. Of slachtoffers op latere leeftijd nog last hebben van wat er als kind is gebeurd, hangt vooral af van 4 dingen:

De aard en ernst van het geweld

Iemand heeft meer kans om problemen op latere leeftijd te ervaren als het geweld vaak voorkwam of lang duurde. Ook als een kind veel verschillende vormen van geweld (fysiek, psychisch, seksueel) heeft meegemaakt, kan deze persoon later klachten krijgen. Dat geldt ook als het kind vóórdat het bij jeugdzorg terecht kwam heftige gebeurtenissen had meegemaakt.

Eigenschappen van de persoon

Een kind heeft minder kans om problemen te ervaren op latere leeftijd als het een hoge intelligentie heeft of goede sociale vaardigheden heeft.

Sociale steun

We weten dat het helpt om problemen te voorkomen als iemand steun krijgt van een partner, vrienden of familie. Ook als een kind een goede vertrouwensband heeft met een volwassene (niet de pleger) kan dit problemen helpen voorkomen of verminderen.

Hulp

Niet iedereen, maar de meeste mensen hebben bij het meemaken van een heftige gebeurtenis (professionele) hulp nodig. Om erover te praten, om het te verwerken. Iemand die heftig en vaak geweld meemaakt, kan hier dan toch goed mee leren omgaan. Aan de andere kant kan iemand die éénmalig geweld meemaakt hier een leven last van kan hebben. Bijvoorbeeld omdat diegene niet op tijd hulp krijgt.

Iedereen is anders en heeft dus ook andere hulp nodig. Ook het soort geweld verschilt en hoe iemand omgaat met dit geweld. Daarom is het belangrijk dat hulpverleners zoeken naar wat past bij die persoon. In hoofdstuk 4 lees je hier meer over.

Sommigen hadden weinig last

Een deel van de slachtoffers gaf aan weinig of geen last meer te hebben van het geweld. Sommigen zeggen dat ze er sterker van zijn geworden. Ook hebben zij dingen geleerd van hun tijd in de jeugdzorg. Zo hebben zij geleerd om altijd een oplossing te vinden. Ze hebben geleerd om te gaan met verschillende mensen. Ook was er een sterk groepsgevoel.

‘Het leven in het internaat was hard, maar er heerste een enorm gevoel van saamhorigheid. Iedereen zorgde voor iedereen. Ik heb daar mijn zorgzame kant ontwikkeld en dat vind ik nog steeds een van mijn mooiste eigenschappen. Ik ben heel maatschappelijk betrokken en doe veel vrijwilligerswerk.’

Anderen weten het niet

Sommige slachtoffers weten niet of het geweld dat zij hebben meegemaakt hun problemen van nu veroorzaakt heeft. Anderen noemden dat zij al nare dingen hadden meegemaakt nog voordat zij in de jeugdzorg kwamen. Zij konden dit niet los van elkaar zien.

Slachtoffers die problemen ervaren in het latere leven

De meeste slachtoffers hadden op latere leeftijd last van het geweld dat zij als kind meemaakten. Hier maken we een onderscheid tussen psychische, lichamelijke, sociale en financiële problemen. Dit doen we omdat de hulpverlening klachten vaak op deze manier indeelt.

In de praktijk gaan deze problemen vaak samen. Slachtoffers ervaren meestal een combinatie van deze klachten en problemen in het latere leven. Een slachtoffer van seksueel geweld kan bijvoorbeeld bang zijn om seks te hebben, maar ook lichamelijk pijn hebben tijdens de seks. Iemand die door psychische klachten een tijd niet in staat is geweest om te werken, kan financiële problemen hebben gekregen.

Psychische problemen

Veel slachtoffers geven aan dat zij op latere leeftijd psychische problemen hebben door het geweld. Dat heeft vaak een grote invloed op iemands leven.

‘Als ik niet zo’n jeugd had gehad, had ik waarschijnlijk helemaal geen psychische stoornis gehad en had ik gewoon goed betaald werk gehad, ergens fijn kunnen wonen en normaal over straat kunnen gaan, hoogstwaarschijnlijk had ik net als anderen midden in de samenleving gestaan.’

Psychische klachten die genoemd zijn:

  • nachtmerries en slaapproblemen
  • angsten (zoals faalangst)
  • depressieve gedachten
  • snel boos worden of agressief zijn
  • stress
  • verward zijn

Sommige slachtoffers ontwikkelen psychische stoornissen:

  • verslaving (drank, drugs, gokken)
  • posttraumatische Stressstoornis (PTSS)
  • burnout
  • gedachten hebben aan zelfdoding of hiernaar handelen (suïcidaliteit)

Slachtoffers uit de blinden- en doveninternaten vertellen dat zij zich binnen hun eigen familie geïsoleerd en buitengesloten voelen, onder andere door communicatieproblemen maar ook door onderschatting van het geweld dat zij meemaakten. Over het algemeen noemen deze slachtoffers een gevoel van eenzaamheid. Er wordt niet altijd over het geweld gesproken, deels omdat men bang is nog steeds niet geloofd te worden. Daar komt bij dat praten over geweld en seksueel misbruik in de internaten nog steeds taboe is onder doven. Het is moeilijk om aan te geven wat er is gebeurd, ook in gebarentaal.

Boosheid en weinig vertrouwen

Slachtoffers hebben weinig vertrouwen in de overheid en de bestaande (professionele) hulp. Veel slachtoffers zijn boos dat niemand het geweld opmerkte en ingreep. Ze zijn boos op (gezins)voogdij, de kinderbescherming en jeugdzorg, overheden en uitkeringsinstanties.

‘Verder heb ik ook niet het idee dat ik opnieuw bij de hulpverlening terecht kan, mocht ik opnieuw in een dal geraken, gewoon omdat ik niet het gevoel heb dat ik op hen kan bouwen naar aanleiding van alles wat er tijdens mijn opname is gebeurd. Ik denk nog steeds, ook als ik een terugval heb: ‘alleen ben ik beter af dan met hen’. En eigenlijk is dat best erg, aangezien dat de mensen zijn die je zouden (moeten) kunnen helpen’

‘Omdat ik gewoon ernstig het idee heb dat hulpverleners, hoe leuk hun studie ook is die ze allemaal doen, laag of hoog niveau, niet snappen dat wat in de jeugd misschien kapot wordt gemaakt ook nog kapot is als je (leeftijd) bent. En dat je dus eigenlijk nog steeds, gelukkig in veel mindere mate, in heel veel situaties alleen maar aan het overleven bent.’

Lichamelijke problemen

Het geweld veroorzaakte soms direct lichamelijke problemen. Zo noemt iemand vergroeiingen aan de voeten door het dragen van te kleine klompen. Een ander heeft een verschoven ruggenwervel door fysiek geweld of een slecht gebit door verwaarlozing.

Volwassenen die als kind lichamelijk of seksueel geweld hebben meegemaakt of verwaarloosd zijn, hebben meer kans op lichamelijke ziekten. Dat blijkt uit onderzoek van de VU en het Trimbos-instituut. Deze klachten zijn bijvoorbeeld migraine, spijsverteringsklachten of aandoeningen aan spieren, gewrichten of longen. De helft van de mensen met lichamelijk klachten had ook last van psychische klachten, zoals angst en depressie. Lees meer over dit onderzoek.

Andere lichamelijke klachten die slachtoffers noemen, zijn pijn in het lichaam (hoofdpijn, gewrichten), pijn bij seks en hartproblemen.

Niet altijd zijn gevolgen van het geweld aan het lichaam direct zichtbaar. Ook op latere leeftijd kunnen lichamelijke klachten ontstaan. Bijvoorbeeld door langdurige stress of spanning.

Sociale problemen

Slachtoffers vertellen ook dat zij moeite hebben met de omgang met anderen. Vaak heeft dit te maken met zelfvertrouwen en het vertrouwen in anderen.

De slachtoffers geven aan last te hebben van:

  • minderwaardigheidsgevoelens
  • weinig zelfvertrouwen
  • afkeer van zichzelf
  • eenzaamheid

Ook hebben zij vaak als kind geleerd dat zij niemand konden vertrouwen. Dit kan een vriendschap of relatie aangaan moeilijk maken.

Op dat gebied noemen de slachtoffers de volgende problemen:

  • moeite met emoties, relaties, liefde en vriendschap
  • weinig vertrouwen in anderen
  • verlatingsangst
  • moeite met (seksuele) relaties en het stellen van grenzen
  • problemen met de opvoeding van de eigen kinderen
  • moeite hebben met gezag of dingen doen die verboden zijn (delictgedrag).

‘Vriendinnen maken vond en vind ik heel, heel moeilijk. Als kind heb ik dat immers nooit geleerd. Als de nonnen vonden dat je te kameraadschappelijk met een ander meisje omging dan werd je hup uit elkaar gehaald. Op een gegeven moment probeer je het dan maar niet meer. Nu nog steeds kan ik andere vrouwen niet dichtbij laten komen. Ik ben vriendelijk tegen iedereen, maar het blijft heel oppervlakkig.’

‘Ik weet niet hoe ik iemand moet troosten, hoe ik om moest gaan met liefde. Het voelt enorm machteloos wanneer je dochter huilt en je weet niet hoe je haar moet troosten. Hoe lang moet je iemand knuffelen en wanneer stoppen. Ik kon geen affectie tonen. Dit is één warboel bij mij.’

Financiële problemen

Sommige slachtoffers zijn vanwege hun psychische, lichamelijke of sociale problemen in de ziektewet beland en konden langere tijd niet werken. Dit zorgde voor een gevoel van ‘niet meedoen’ en financiële problemen.

Slachtoffers noemen hierbij:

  • moeite om ‘mee te doen’ in de maatschappij en verwachtingen
  • afgekeurd worden voor werk
  • schulden hebben, geen opleiding of werk hebben, te weinig geld hebben
  • problemen met huisvesting, geen huis hebben of het huis moeten verkopen.

‘Het onderwijs bestond eigenlijk gewoon uit een klas volgegooid met allerlei opleidingsniveaus die voor zichzelf maar moesten leren. Ook hier werden de IVIO-diploma’s aangeboden, diploma’s waar in de buitenwereld eigenlijk naar gekeken werden alsof ze nep waren.’

Samenvatting

De slachtoffers die zich gemeld hebben bij commissie De Winter meldden psychisch, fysiek en seksueel geweld. Dit ging in totaal om 699 meldingen.

Zij vertelden over hoe het was om als kind geweld mee te maken en welke gevolgen dat geweld op latere leeftijd had. De kinderen voelden zich machteloos. Ze konden vaak niks tegen het geweld doen.

Ook waren zij bang voor het geweld. Dit kwam vooral door de onvoorspelbaarheid ervan. Ze gaven aan zich erg eenzaam te voelen. Ze konden de medewerker niet vertrouwen, maar ook de andere kinderen niet. De kinderen werden tegen elkaar opgezet of gedwongen elkaar te verraden of uit te lachen.

De kinderen dachten vaak dat geweld ‘normaal’ was. En dat het hun eigen schuld was. Hierdoor schaamden zij zich voor zichzelf en het geweld.

Niet iedereen had op latere leeftijd nog last van wat zij als kind hadden meegemaakt. Of iemand op latere leeftijd problemen ervaart, hangt af van de aard en ernst van het geweld, hoe lang het heeft geduurd, bepaalde eigenschappen van de persoon, sociale steun en of zij (professionele) hulp hebben gekregen.

Slachtoffers kunnen psychische problemen hebben, of zelfs psychische stoornissen ontwikkelen. Ook kunnen zij lichamelijke problemen krijgen, sociale problemen of financiële problemen. In de meeste gevallen gaat het om een combinatie van deze problemen.