Kennisagenda mentale gezondheid jeugd

De Kennisagenda Mentale Gezondheid Jeugd van het Trimbos-instituut bevat de hiaten in de kennis die wij, maar ook professionals uit het onderwijs, de zorg en andere onderzoekers, signaleren op het gebied van bevorderen en monitoren van de mentale gezondheid van de Nederlandse jeugd.

Vragen?

featured_image
Marloes Kleinjan
Programmahoofd Jeugd

Zo kunnen beleidsmakers slim investeren

Een landelijke regie ontbreek als het gaat om het voorkómen van mentale problemen bij kinderen en jongeren in Nederland. Daarom roept hoogleraar en programmahoofd Jeugd Marloes Kleinjan landelijke beleidsmakers op om centraal afspraken te maken. Eén van de drie noodzakelijke stappen om de Nederlandse jeugd veerkrachtig en mentaal gezond te houden.

Agendering

Programmahoofd Marloes Kleinjan schoof aan bij het Rondetafelgesprek 'Mentale gezondheid bij jongeren' van de Tweede Kamer op 14 maart 2022. Tijdens dit gesprek bracht Marloes Kleinjan vier adviezen voor voor de bevordering van de mentale gezondheid van onze jeugd onder de aandacht:

  1. Geef de jeugd meer rust en ruimte om op te groeien
  2. Versterk preventie op individueel, maar ook op sociaal en maatschappelijk niveau
  3. Zorg voor minder versnippering in preventie en een integrale aanpak
  4. Werk toe naar een duurzame landelijke infrastructuur voor kennis en interventies

De kennisagenda is mede tot stand gekomen naar aanleiding van het onderzoek ‘Geluk onder Druk?’. Dit landelijk representatieve onderzoek naar en door jongeren levert nieuwe en verdiepende inzichten in de mentale gezondheid van de jeugd in Nederland. Daarnaast zijn er nog enkele belangrijke hiaten in kennis over de mentale gezondheid van de jeugd waar het onderzoek ‘Geluk onder Druk?’ geen antwoord op biedt. Ook dit komt in deze kennisagenda aan bod.

De volgorde van de onderwerpen in de kennisagenda zegt niets over het belang van het onderwerp.

Investeren in een sterke basis

Het versterken van basisvaardigheden die bijdragen aan mentaal welbevinden zouden een vast onderdeel moeten vormen binnen het onderwijs. In samenwerking met andere partijen willen wij bijdragen om te komen tot een schoolsysteem waar tijd en ruimte is voor persoonlijke ontwikkeling en groei.

Een derde van de jongeren ervaart de druk vanuit school als hoog. Bijna één op de drie jongeren van 12 tot en met 16 jaar ervaart regelmatig prestatiedruk, oftewel de druk om aan de eigen of andermans verwachtingen te voldoen, zoals ouders en docenten. Schooldruk hangt samen met emotionele problemen en levenstevredenheid. Inzetten op het versterken van mentaal welbevinden van kinderen en jongeren binnen de schoolsetting zou helpend kunnen zijn. Dit kan door middel van het aanbieden van preventieprogramma’s gericht sociaal emotionele vaardigen. In Nederland zijn enkele interventieprogramma’s aanwezig die effect lijken te hebben op het vergroten van de veerkracht, mentale weerbaarheid en het mentaal welbevinden van kinderen en jongeren (Kleinjan e.a., 2016; www.welbevindenopschool.nl). Echter,  de resultaten zijn niet altijd eenduidig en de effecten vaak klein tot middelgroot. Van een groot deel weten we  bijvoorbeeld niets over de werkzaamheid. Daarbij weten we onvoldoende wat werkt bij welke leeftijdsfase. Deze kennis is nodig zodat er gewerkt kan worden aan een doorgaande lijn van kinderopvang naar basisonderwijs, voortgezet en hoger onderwijs.

Meer inzet op preventie

Meer inzet op preventie is nodig. Als we de kans op het ontstaan van problemen willen verkleinen en voor willen zijn, dan is het tijdig en gepast inzetten van preventieve interventies in de juiste groepen en omgevingen essentieel.

Uit internationaal onderzoek blijkt dat 75% van de psychische klachten begint voor de leeftijd van 24 jaar en 50% al voor de leeftijd van 14 jaar (Kessler, 2007). Het hebben van psychische problemen op jonge leeftijd leidt vaak tot lichamelijke en psychische problemen op latere leeftijd, waaronder middelengebruik, slaapproblemen, depressieve stoornissen en het vaker ondernemen van zelfmoordpogingen en het helaas daarin slagen. De nadruk heeft de laatste jaren vooral veel gelegen op het inzetten op zorg en niet op preventie. Daarnaast ligt bij het inzetten van preventie vooral de nadruk op het inzetten van programma’s en nog te weinig op het monitoren en evalueren hiervan en het beantwoorden van de vragen ‘wat werkt?’, ‘voor wie werkt het?’ en ‘hoe moet een aanpak er uit zien?’. En dit zijn des temeer relevante vragen omdat er op het gebied van promotie en preventie op dit moment een verschuiving lijkt op te treden naar kortere, lichtere en laagdrempeligere aanpakken, terwijl we dus eigenlijk nog onvoldoende weten hoe dat moet en of het werkt. Ook hierbij geldt dat meer kennis nodig is over wat werkt bij welke leeftijdsfase, zodat preventie en promotie in ontwikkelingsperspectief van kinderen en jongeren kan worden geplaatst.

De psychische gezondheid van de jeugd beter in beeld brengen

Landelijk representatieve gegevens over mentale gezondheid en psychische aandoeningen bij kinderen en jongeren moeten beschikbaar zijn, met het uiteindelijk doel om jeugd de maximale kans te bieden op een goede mentale gezondheid.

In Nederland ontbreken landelijk representatieve cijfers over het vóórkomen, het beloop en de gevolgen van psychische aandoeningen bij jongeren tot 18 jaar (Nuijen e.a., 2018; RIVM, 2019). Ook zijn er door de overheveling van de jeugd-ggz naar de gemeenten vanaf 2015 geen landelijk beschikbare gegevens meer over cliënten tot 18 jaar in de Generalistische Basis-ggz en Specialistische ggz (Nuijen e.a., 2018). We hebben daarmee het volledige spectrum van de mentale gezondheid (van welbevinden tot het ervaren van klachten tot het hebben van een stoornis) van de jeugd niet goed in beeld. We weten bijvoorbeeld niet hoeveel procent van de jeugd een depressie heeft, of ADHD, of een gedragsstoornis. Maar ook vragen als ‘welke groepen jongeren lopen vooral risico op psychische aandoeningen?’ en ‘krijgen jongeren met problemen wel of niet de benodigde zorg?’ kunnen we niet goed beantwoorden. Cijfers zijn onvoldoende beschikbaar, versnipperd en niet goed vergelijkbaar, zodat we geen landelijk representatief beeld kunnen krijgen van de psychische gezondheid en het zorggebruik van de Nederlandse jeugd.

Meer regie en samenhang

Willen we het aantal jongeren met mentale problemen zoals burn-out, depressie of het aantal suïcides naar beneden krijgen in Nederland, dan moet er meer regie op de samenhang komen vanuit de overheid met betrekking tot het opzetten en vormgeven mentale gezondheidsbevordering van de jeugd.

Een groot gevaar wat we signaleren is versnippering. Het onderwerp mentale gezondheidsbevordering van jeugd is belegd bij een veelheid van organisaties die vaak domeingebonden zijn: onderwijs, sociaal domein, publieke gezondheid, eerstelijn, Jeugdgezondheidszorg, Jeugdhulp, Jeugd-GGZ. Kinderen en jongeren vallen regelmatig tussen wal en schip, waardoor er geen tijdige zorg wordt ontvangen en de uitkomsten verslechteren, terwijl dit had kunnen worden voorkomen door betere coördinatie en samenwerking. Daarnaast zijn er, door de aandacht die het onderwerp mentale gezondheid momenteel heeft, veel organisaties, instituten en particulieren die initiatieven opzetten en ondernemen. Deze initiatieven zijn goed bedoeld, maar sluiten vaak niet aan bij de kennis en het aanbod wat er al is. Dit werkt versnippering nog meer in de hand. Het is heel hard nodig dat we van het huidige versnipperde preventie- en ondersteuningsaanbod komen tot een ‘landelijke aanpak’ waarin een sluitend, integraal en stapsgewijs aanbod van goed ontwikkelde en geteste programma’s breed beschikbaar wordt gemaakt.

Laagdrempelige hulp waar dat kan, betrouwbare en beschikbare zorg waar nodig

We willen dat jongeren met (ernstige) problemen hiervoor de ondersteuning en zorg krijgen die nodig is. Maar tegelijkertijd zien we dat de zorg onder druk staat, dat in 2019 inmiddels 1 op de 8 jongeren jeugdhulp kreeg (t.o.v. 1 op de 27 twintig jaar eerder) en dat de wachttijden binnen de jeugd-ggz toenemen.

De zorgvraag stijgt, maar er zijn vooralsnog geen sterke aanwijzingen dat psychische problematiek onder jeugd meer voorkomt of erger is geworden (Kleinjan et al., 2020; RIVM, 2019). De stijgende zorgvraag kan deels verklaard worden door veranderingen in het zorgsysteem, maar tegelijkertijd lijkt ook het stigma rondom psychische aandoeningen af te nemen en is er meer aandacht en bewustzijn rondom psychische problematiek en mentaal welbevinden. Hoewel de toegenomen aandacht en bewustzijn positieve uitwerkingen heeft, moeten we wel voorkomen dat jongeren onnodig in te zware zorg komen. Het is daarom ook van belang om na te denken over vroegsignalering en toeleiding naar laagdrempelige en effectieve interventies bij mildere klachten en over wat we daarvoor al kunnen doen om klachten of een hulpvraag te voorkómen. Ook lijkt hulp en ondersteuning vaker gericht op ‘quick fixes’, symptoombestrijding en is er te weinig aandacht voor achterliggende oorzaken waardoor problemen terugkeren. Belangrijk hierbij is de realisatie dat achterliggende oorzaken ook buiten de jongere zelf liggen, bijvoorbeeld in de sociale, maatschappelijke of fysieke omgeving. Bijvoorbeeld een vechtscheiding, armoede, discriminatie en/of hoge verwachtingen. Daarom moet niet alleen ingezet worden op de jongere zelf, maar ook gekeken worden of mogelijke veranderingen in de omgeving nodig zijn en welke strategieën effectief kunnen zijn om een buffer tegen stressoren voor kinderen en jongeren te vormen.