Nieuws |

Rioolwateranalyses drugs in 73 Europese steden in 20 EU landen: wat zeggen de cijfers?

Rioolwateranalyses drugs in 73 Europese steden in 20 EU landen: wat zeggen de cijfers?

Het European Monitoring Centre for Drugs and Drugs Addiction (EMCDDA) presenteert vandaag de resultaten van zogenoemde rioolwateranalyses naar drugs in 2018. Voor Nederland zijn (trend) gegevens gepresenteerd voor onder meer Amsterdam, Eindhoven en Utrecht. Opvallend zijn de hoge ‘loads’ in Amsterdam voor cocaïne en de relatieve stijging in loads voor methamfetamine ten opzichte van het jaar ervoor. Maar: wat zeggen deze cijfers eigenlijk?

De cijfers die het EMCDDA presenteert zijn afkomstig van een Europese studie (SCORE). Sinds 2011 zijn in totaal 8 keer metingen verricht in steeds meer Europese steden. In 2018 waren dit 73 steden in 20 Europese landen. Voor Nederland zijn (trend) gegevens gepresenteerd voor onder meer Amsterdam, Eindhoven en Utrecht.

Voornaamste uitkomsten:

  • De resultaten laten een hoge ‘load[1]’ voor cocaïne zien in Amsterdam. Alleen in Bristol in het VK wordt een nog hogere vracht gemeten; Eindhoven en Utrecht komen resp. op plek 19 en 20, met loads, minder dan de helft van die van Amsterdam.

De hoge loads voor cocaïne in Amsterdam komen wel overeen met de landelijke gegevens uit bevolkingsonderzoeken: Nederland staat daarbij in de EU op de tweede plaats (percentage gebruikers onder jongvolwassenen; NDM Jaarbericht 2018). Over de scherpe toename van 2017 naar 2018 valt weinig te zeggen, er zijn vooralsnog geen alternatieve bronnen waarin wij deze toename ook zien. Het Amsterdams  Antenne-onderzoek signaleerde in 2017 gemengde resultaten: een toename in het cocaïnegebruik tussen 2013 en 2017 onder bezoekers van clubs en een daling onder rave- en partygangers. In de algemene bevolking is wel een toename tussen 2014 en 2017 in het ooit- en laatste-jaar gebruik van cocaïne gevonden (NDM Jaarbericht 2018). Recentere data zijn niet beschikbaar; het kan dus zijn dat het hoofdstedelijke cocaïnegebruik in 2018 is toegenomen. Rioolwateronderzoek zou daardoor, vanwege de bijna real-time meting, kunnen duiden op verschuivingen in gebruik en dus bijvoorbeeld een stijging in gebruik van cocaïne laten zien. Echter, door wie er gebruikt wordt (bijvoorbeeld inwoners of toeristen), en hoe en hoeveel, kan deze techniek niet aantonen.

  • Voor methamfetamine zijn de loads vele malen lager dan die voor cocaïne of amfetamine en veel lager dan in steden in bijvoorbeeld het Oosten van Duitsland en Tsjechië. Het absolute aantal gebruikers van methamfetamine in Amsterdam wordt geschat op zo’n 300-400 gebruikers per dag. De hoofdstad neemt de evenwel de 18e plaats in, Eindhoven de 45e. Wel deed zich een opvallende stijging toe in Amsterdam van 2017 naar 2018.

Mogelijk is deze te wijten aaneen toename in het gebruik van methamfetamine in een specifieke groep, te weten in een groep binnen de gay scene die zich richt op chemsex.

  • Voor MDMA loads scoort Amsterdam hoger dan alle andere deelnemende steden, op de voet gevolgd door Utrecht; beiden steden voeren de lijst aan.

De hoge loads voor MDMA in Amsterdam en Utrecht (Eindhoven is weggevallen vanwege een bevestigde lozing) komen overeen met gegevens uit landelijk onderzoek in de algemene bevolking: Nederland voert de boventoon als het gaat om ecstasygebruik en staat op nummer 1 van alle EU lidstaten. Ook de hoge en jaarlijks stijgende (gemiddelde) hoeveelheid MDMA in ecstasytabletten kan een rol spelen bij de relatief hoge loads.

De tegengestelde trends in Amsterdam (daling van 2017 naar 2018) en in Utrecht (sterke stijging in 2018) zijn lastig te duiden. In het algemeen blijft ecstasy de belangrijkste partydrug.

Interpretatie van de cijfers

De interpretatie van de gegevens is lastig (zie kader). Zo wordt in de analyses (doorgaans) geen onderscheid gemaakt tussen lozingen en menselijke consumptie. Wel zijn dit jaar gegevens die sterk wijzen op een lozing dit jaar uit de analyses weggelaten. Rioolwateranalyses geven geen informatie over gebruikersgroepen of -patronen.

Aanbevelingen

Het Trimbos-instituut rapporteert samen met het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum in opdracht van het ministerie van VWS en het ministerie van Justitie en Veiligheid jaarlijks aan het EMCDDA over ontwikkelingen in de drugssituatie in Nederland. Dit gebeurt door alle Focal Points in de EU-lidstaten. De gegevens van de rioolwateranalyses zijn afkomstig van een Europese studie SCORE, waar het EMCDDA mee samenwerkt.

Het meten van gebruik van (illegale) drugs in de samenleving is een complexe zaak; elke meetmethode heeft zo zijn beperkingen. Het verdient daarom aanbeveling, verschillende meetmethoden naast elkaar te leggen, zo concludeert ook het EMCDDA in haar vandaag verschenen rapport.

Hoewel de uitkomsten van rioolwateronderzoek niet eenduidig te interpreteren zijn, kan rioolwateronderzoek in samenhang met andere beschikbare data een beeld geven van de totale consumptie van drugs in een specifieke tijdsperiode in een bepaald gebied en als zodanig kan het aanvullende informatie geven die met vragenlijstonderzoek, of andere meetmethoden, niet verkregen wordt.

Het Trimbos-instituut en KWR, die voor Nederland de gegevens verzamelde, gaan kijken in hoeverre er samengewerkt kan worden om een zo goed mogelijk beeld van gebruik van drugs in ons land te krijgen.

[1] Vrachten in mg  per dag per 1000 inwoners

 

Rioolwateranalyse: voor- en nadelen

Deze relatief nieuwe manier werkt, anders dan vragenlijstonderzoeken in een representatieve steekproef van in het bevolkingsregister ingeschreven respondenten, via het analyseren van monsters uit rioolwater in een bepaalde tijdsperiode (vaak een week) en binnen een geografisch gebied. Een voordeel van rioolwateranalyse is dat deze methode een beter beeld kan geven van de totale hoeveelheid geconsumeerde drugs, vergeleken met schattingsmethoden gebaseerd op vragenlijstonderzoek en zelfrapportage. Bij laatstgenoemde ‘traditionele’ methode kan een onderschatting optreden bijvoorbeeld doordat de zwaarste gebruikers zijn ondervertegenwoordigd, of de respondent zich niet meer kan herinneren welke drugs, en hoeveel en vaak, in een bepaalde periode zijn gebruikt, of omdat mensen hun drugsgebruik niet durven of willen toegeven. Ook kunnen met rioolwateranalyses snelle ontwikkelingen op de markten worden gemonitord, maar dit gebeurt in Nederland ook al via het Drugs Informatie en Monitoring Systeem.

Er zijn ook nadelen verbonden aan monitoring via rioolwateranalyses. Afgezien van knelpunten en onnauwkeurigheden in het terugrekenen van de concentraties drugs in het rioolwater naar oorspronkelijke gebruikshoeveelheden, is het niet mogelijk om een koppeling te leggen tussen de geschatte hoeveelheid drugs en het aantal gebruikers en hun kenmerken, en de sterkte en zuiverheid van drugs. Er wordt bij de omrekening naar de bevolking ook geen rekening gehouden met bezoekers (die niet tot de bevolking behoren), zoals toeristen en uitgaanders. Zo kan met rioolwateranalyses niet worden vastgesteld of een klein aantal oudere (verslaafde) personen dagelijks forse hoeveelheden crack consumeert, of veel jonge personen (al dan niet uit het buitenland of andere gemeenten) elk weekend recreatief snuiven. Dit geldt ook voor andere risicofactoren, die wel in gebruikersonderzoeken kunnen worden uitgevraagd.

Voor middelen waarvan geen afbraakproduct gemeten kan worden (of nog niet gemeten wordt), maar alleen de oorspronkelijke stof gemeten wordt, zoals voor MDMA en amfetamine, is het ook lastig om onderscheid te maken tussen menselijke consumptie en dumpingen van deze middelen. Een dumping ontstaat bijvoorbeeld als een partij ecstasypillen door het toilet wordt gespoeld bij een inval. Er zijn geavanceerde technieken die dit onderscheid wel mogelijk maken en hier lijkt steeds vaker gebruik van te worden gemaakt.

De verwachting is dat, op termijn, de klassieke methode van de vragenlijsten en de innovatieve methode van de rioolwateranalyse elkaar zullen gaan aanvullen.

Meer over dit thema