Opstapeling verantwoordelijkheden zorgt voor druk en stress bij mbo-studenten
Mbo-studenten die prestatiedruk en stress ervaren geven aan dat dit komt door een opstapeling van verantwoordelijkheden. Zoals stages in combinatie met volle onderwijsdagen en bij sommigen ook spanningen en verantwoordelijkheden thuis. Meer vaardigheden en begeleiding om met al deze verantwoordelijkheden om te gaan lijkt nodig. Ook meer waardering en toekomstperspectief is belangrijk, waardoor er meer gelijkheid komt tussen mbo-, hbo- en wo- studenten.
Dat zijn de belangrijkste conclusies uit het rapport ‘Als je door de bomen het bos niet meer ziet’ van het Trimbos-instituut, Expertisecentrum Inclusief Onderwijs (ECIO), Pharos, Erasmus SYNC Lab en de Universiteit Utrecht. Het rapport en een handreiking met oplossingsrichtingen worden vandaag overhandigd aan Hare Majesteit Koningin Máxima (erevoorzitter van MIND Us), secretaris-generaal van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Loes Mulder en Adnan Tekin van de MBO Raad op het Albeda College in Rotterdam.
“Er is tot nu toe weinig onderzoek gedaan naar mentale gezondheid onder mbo-studenten. Deze groep, die bestaat uit ruim een half miljoen studenten, ervaart veel druk en stress. Het is belangrijk dat we in kaart brengen welke factoren hieraan ten grondslag liggen. Deze studenten zijn in staat om veel te dragen. Maar prestatiedruk en stress kunnen uiteindelijk leiden tot uitval en gezondheidsproblemen.” – Jolien Dopmeijer, projectleider studenten bij het Trimbos-instituut.
Door de bomen het bos niet meer zien
Uit het onderzoek blijkt dat een groot deel van de prestatiedruk en stress binnen het mbo kan worden verklaard door een opstapeling van veel (en grote) verantwoordelijkheden. “Mbo-studenten worden geconfronteerd met een voortdurende balansoefening tussen studie, stage, werk en hun thuissituatie”, zegt Lotte Scheeren, manager onderzoeker ECIO. “Dit constante balanceren zonder voldoende rust leidt vaak tot tijdsnood, chaos en verlies van regie, wat de kans op stress en uitputting vergroot.”
Zowel op individueel vlak als op sociaal en maatschappelijk vlak zijn er factoren die de ervaren druk beïnvloeden. Emotionele problemen en gebrek aan controle, maar ook zaken als gebrek aan steun van familie, docenten, vertrouwen in instituties en het ervaren van discriminatie vanwege opleidingsniveau hangen hiermee samen.
Overvolle weken en spanningen en verplichtingen thuis
Studenten hebben op het mbo veel contacturen. “Hun volle lesweken, gevuld met onderwijs- en stage-uren, kunnen oplopen tot wel 38-40 uur per week, bovenop een privéleven vol sociale verplichtingen en bijbanen. Het is het geen verrassing dat mbo-studenten zich overbelast voelen,” aldus Lotte Scheeren.
Op het mbo zitten mensen met meer verschillende achtergronden en niveaus dan op het hbo en wo. Daarom is het moeilijker om algemene conclusies over de hele groep te trekken uit het onderzoek. Wat opvalt is dat voor een deel van de studenten emotionele problemen en spanningen in de thuissituatie sterk samenhangen met de druk die ze ervaren. Studenten geven aan dat ze thuis vaak huishoudelijk of financieel bijdragen. Die verantwoordelijkheden komen dan boven op de stapel. “We vermoeden dat deze groep groter is binnen het mbo dan binnen het hbo en wo. Daarom komt dit meer naar voren bij ons onderzoek naar prestatiedruk en stress”, vertelt Jolien Dopmeijer.
Meer vaardigheden en begeleiding
Studenten voelen zich niet voldoende klaar voor het dragen van grote verantwoordelijkheden en missen hierbij vaardigheden. Denk aan mentale gezondheidsvaardigheden, studievaardigheden en digitale vaardigheden om regie te voeren voor deze verantwoordelijkheden. Daarnaast ervaren studenten een knelpunt op het gebied van begeleiding: docenten en begeleiders in het mbo zijn steunend en welwillend, maar lijken overbelast en onderbemand en zijn daardoor niet altijd beschikbaar voor begeleiding.
Op basis van de belangrijkste knelpunten die naar voren kwamen in het onderzoek, doen de onderzoekers een aantal aanbevelingen. Zo adviseren ze te investeren in begeleiding van studenten, met goed toegeruste docenten en andere begeleiders die studenten helpen. Ook kunnen er basisfaciliteiten aangeboden worden aan studenten die het financieel zwaar hebben.
Meer waardering en toekomstperspectief
Daarnaast voelen studenten een constant gevoel van evaluatie en beoordeling. Bij de mbo-student lijkt frequente toetsing en een ervaren gebrek aan waardering en toekomstperspectief een grote rol te spelen. Studenten hebben vaak weinig vertrouwen in hun toekomst, bijvoorbeeld vanwege lage salarissen bij hun toekomstige baan, ongelijkheid hierin ten opzichte van hbo- en wo-geschoolden of een onzekerheid over het vinden van een baan. Ook zeggen studenten te maken te hebben met stagediscriminatie en het niet krijgen van een stagevergoeding of het ontvangen van een lagere stagevergoeding dan hbo- en wo-studenten.
De onderzoekers bevelen dus ook aan om blijvend te investeren in het verminderen van stagediscriminatie en het gelijktrekken van stagevergoedingen. Ook pleiten ze voor de inzet van meer rolmodellen met een mbo-achtergrond, in bijvoorbeeld beleid en politiek, waar studenten zich aan kunnen spiegelen. Ten slotte is het nodig om studenten direct te betrekken bij het ontwikkelen van onderwijs, onderzoek en beleid.
Er wordt al langer erkend dat het werken aan meer gelijkheid tussen mbo-, hbo- en wo-studenten belangrijk is. Dit blijkt onder meer uit de Werkagenda mbo. Ook verscheen er in 2023 een Kamerbrief van toenmalig minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Robbert Dijkgraaf waarin hij pleitte voor een herwaardering van het mbo. “Er wordt al heel goed gewerkt op dit vlak, zoals met de kennis- en ondersteuningsprogramma’s studentenwelzijn Stijn en Welbevinden op School en via de Gezonde School aanpak“, aldus Jolien Dopmeijer. “We vragen met ons rapport opnieuw aandacht voor meer waardering voor mbo-studenten en het investeren in kansengelijkheid en het toekomstperspectief van deze studenten. Onder meer door aandacht voor hun mentale gezondheid, maar ook door hun leer- en leefsituatie minder vol te maken en zo ruimte te scheppen voor hun ontwikkeling.”