Blog | Interviews |

In gesprek met Lauriena Verheezen: “Geen enkel KOPP/KOV-gezin is hetzelfde.”

Het is vaak ongrijpbaar hoe het is om als kind met een ouder met psychische problemen of een verslaving (KOPP/KOV) op te groeien. In de documentaire ‘NIKKI’ wordt licht geschenen op het leven van Nikki en haar ervaring met haar moeder die borderline heeft. Naar aanleiding van deze documentaire interviewen wij Lauriena Verheezen. Zij is werkzaam in een ‘Maatschappelijk Team’ en is langere tijd betrokken geweest bij Nikki. In deze blog vertelt zij ons waar KOPP/KOV-gezinnen vaak extra ondersteuning nodig hebben en hoe wijkteamprofessionals hierbij kunnen helpen.

Kinderen uit gezinnen waar één of beide ouders psychische problemen en/of een verslaving hebben, ook wel KOPP/KOV in het kort genoemd, krijgen te maken met verschillende ingrijpende gevolgen. Een voorbeeld hiervan is het dragen van veel verantwoordelijkheid op jonge leeftijd. Onder anderen hierdoor hebben KOPP/KOV en hun ouder(s) vaak baat bij handvatten en hulp. Om een beter beeld te geven van de KOPP/KOV-praktijk interviewen we periodiek iemand die betrokken is bij KOPP/KOV-gezinnen.

Dit keer interviewt Tessa van Doesum, wetenschappelijk medewerker bij het Trimbos-instituut, Lauriena Verheezen. We interviewen Lauriena naar aanleiding van een bericht dat verscheen op de website van het kenniscentrum kinder- en jeugdpsychiatrie over de documentaire NIKKI. Lauriena is betrokken als medewerker in een Maatschappelijk Team, een wijkteam van Midden Delfland, in het gezin van Nikki en komt ook voor in de documentaire. Graag geeft zij uitleg over haar werkzaamheden en wat het Maatschappelijk Team doet voor KOPP/KOV-gezinnen.

Je bent werkzaam in een Maatschappelijk Team jeugd. Hoe ziet jouw dagelijkse werk er uit?

“Bij ons komen verschillende gezinnen binnen via school, de huisarts, ggz-instelling of doordat ze zichzelf aanmelden. Als team bespreken we wekelijks de nieuwe aanmeldingen en lopende casussen om de prioriteiten te bepalen. Degene van ons team die ruimte heeft pakt een nieuwe casus op. De eerste stap is contact opnemen met de cliënt(en): de ouder en, afhankelijk van de leeftijd, het kind.

In verschillende gesprekken, met het gezin, eventuele bestaande hulpverlening, maar ook met school, kijken we wat de hulpvraag is. Door met iedereen in gesprek te gaan kun je zien of elke betrokken partij hetzelfde ervaart. Samen met de ouder(s) en het kind stellen we doelen waar we aan willen werken. Dat kan voor ieder gezin weer anders zijn. Hierdoor is elke werkdag anders voor mij. Vaak is het een combinatie van een huisbezoek, een gesprek met school, een zorgtoewijzing maken of een overleg met een ketenpartner.”

“Bij KOPP/KOV-gezinnen moet je het hele systeem betrekken, dat werkt het beste in de hulp en ondersteuning.”

Wat vind jij leuk/mooi aan jouw werk?

“De afwisseling in werkzaamheden en contacten maakt mijn werk erg dynamisch. Dat is ook een van de dingen die ik er erg leuk aan vind. Ik zie vaak bij cliënten dat zij en de hulpverlening niet dezelfde taal spreken. Ik kan dan helpen om een soort vertaalslag te maken, wat een hoop frustratie scheelt. Ik ben in mijn functie ook ambulant hulpverlener en heb zo een mooie combinatie tussen hulp bieden, ondersteunen en vertalen. Wat ik mooi vind om te zien, is dat je cliënten steeds zelfredzamer worden. Die progressie meemaken is een mooi onderdeel van mijn werk.”

Wat voor type gezinnen kom je vaak tegen in jouw werk?

“Dat is heel divers. Het gaat van enkelvoudige problematiek, tot meervoudig, tot erg complexe zaken. Het kan school gerelateerd zijn, bijvoorbeeld vroegtijdige schoolverlaters, of omstandigheden van het gezin, zonder dat het kind probleemgedrag vertoont. Het is een utopie om te denken dat we alles kunnen oplossen in een gezin, want er spelen veel factoren. Je moet ook kijken naar wat een gezin aan kan en wat de draaglast is, dat heeft veel invloed.”

Waarom hebben KOPP/KOV-gezinnen vaak extra hulp nodig denk je?

“Bij KOPP/KOV-gezinnen zie je vaak dat óf de ouder veel aandacht krijgt, óf het kind veel aandacht krijgt. Ik vind dat er juist in het geval van KOPP/KOV-aandacht naar het hele gezin moet gaan. Wat vaak helpt is een extra gesprek, bevestiging en een luisterend oor. Je ziet gewoon dat als een kind meer aandacht krijgt, ze zich ineens gehoord voelen. Ik ben er van overtuigd dat veel ambulant hulpverleners dit doen, maar het aantal casussen in de diverse gemeentes verschilt nogal waardoor de werkdruk hoog ligt. Daardoor hebben hulpverleners hier helaas vaak te weinig tijd voor.

Hoewel geen enkel KOPP/KOV-gezin hetzelfde is, kunnen sommige ouders van kleine dingen helemaal van slag raken. Als iemand hoog in de emotie zit is het vaak moeilijk een gesprek te voeren. Maar als je een vertrouwensband hebt opgebouwd met de ouder(s), dan kan je betere en efficiëntere hulp bieden. Het wordt vaak onderschat hoeveel tijd dit kost, maar het is echt nodig om te kunnen investeren in zo’n gezin.”

“KOPP/KOV worden vaak als ‘zielig’ bestempeld, terwijl zij juist als mens in een moeilijke situatie gezien willen worden.”

Wat zijn de uitdagingen in jouw dagelijks werk?

“Wij lopen als medewerkers van het Maatschappelijk Team tegen best wat dingen aan. Wij werken bijvoorbeeld voor de jeugd. Maar als deze kinderen 18 jaar oud zijn geworden, dan is vanwege de financieringsstromen bepaald dat zij overgaan naar de Wmo. We moeten dan overdragen of we kunnen een verlengde jeugdwet aanvragen. Deze scheiding van financiering is vaak lastig en zorgt niet voor continuïteit van de zorg en  ondersteuning.

Daarnaast speelt dat het huidige zorgsysteem onhoudbaar is. Als wij kinderen krijgen die wij moeten doorverwijzen, moeten we soms wel acht maanden wachten totdat ze specialistische hulp kunnen krijgen. Tot die tijd moeten wij zorgen dat het goed genoeg blijft gaan met deze kinderen. Vaak ligt dit buiten onze verantwoordelijkheid, maar we kunnen en willen ze niet laten zitten! Daar hebben wij die poortwachtersfunctie: je bent elke dag aan het kijken wát gaan we doen, hoe lang duurt het voor we er terecht kunnen, etc.

Wat we specifiek met KOPP/KOV-gezinnen tegenkomen is ook dat het signaleren van deze kinderen bij scholen, volwassen ggz, kinderopvang of andere partijen moeilijk is. Deze partijen zijn uitermate geschikt om KOPP/KOV wel te signaleren, maar er zijn verschillende drempels waardoor het niet gebeurt. De partijen lopen namelijk ook over in werk en weten Maat niet waar ze deze kinderen naar kunnen verwijzen, als er al aanbod is in de regio. Je staat continu onder druk om beslissingen te maken met te weinig middelen, te weinig tijd en te weinig personeel.”

Er zijn veel hulpverleners die het beste willen, maar we moeten roeien met de riemen die we hebben.”

Bij de hulp voor een KOPP/KOV gezin zijn vaak veel partijen betrokken. Hoe zorg je voor een goede samenwerking?

“Wat werkt bij ons is dat we een heel hecht team zijn. Ook heb ik tijdens mijn werkzaamheden een goed netwerk opgebouwd met verschillende organisaties. Als ik de casusregie heb over een gezin, dan ga ik ze monitoren en blijf ik in gesprek met een gezin over hoe zij de zorg ervaren. Als ze niet tevreden zijn, dan ga ik met de zorgaanbieder in gesprek over wat er wel en niet loopt en hoe dat anders kan.

Daarnaast is écht samen werken heel belangrijk. Gezamenlijk met alle partijen, inclusief gezin, kijken naar een oplossing. Soms zijn organisaties over en weer aan het schuiven met verantwoordelijkheden, maar je moet het echt samen doen. Uiteindelijk liggen verantwoordelijkheden ook ergens, maar je moet wel weten waar. Organisaties moeten ook hun verantwoordelijkheid durven nemen.”

“Wees ook coulant met de hulpverlener, ook wij doen ons best.”

Wat wil je meegeven aan mensen die dit blog lezen?

“Ik denk dat als wij als Maatschappelijk Team meer zouden kunnen investeren in langdurige relaties en langer met dezelfde mensen in een gezin kunnen zitten, dat er dan minder specialistische hulp nodig is. Wat mij betreft moet er dus zowel iemand kijken naar het systeem qua wachttijden, maar ook qua financiën. Moet die specialistische zorg zo duur zijn? Of kan er ook wat meer budget naar een meer laagdrempelige zorg, om daar meer ruimte te creëren? Tot slot vind ik het heel belangrijk dat je de cliënten écht als mens ziet en hun gedrag er naast plaats.”

 

De documentaire ’NIKKI’ is gaat op maandag 26 september in première bij het Nederlands Film Festival en is vanaf dan ook direct te zien bij Videoland.

> Bekijk hier de trailer

> Lees hier meer over de documentaire ‘NIKKI’

> Lees hier meer over KOPP/KOV

 

Tessa van Doesum
Wetenschappelijk medewerker Mentale Gezondheid & Preventie