Wat weten we over stigmatisering van mensen met psychische aandoeningen (inclusief verslaving) en hoe vaak komt het voor? Om hier meer zicht op te krijgen heeft het Trimbos-instituut onderzoek gedaan naar stigmatisering. Eén onderzoek is uitgevoerd in de Nederlandse bevolking, het andere binnen de ggz en verslavingszorg.

Stigma in de Nederlandse bevolking

Uit NEMESIS-2-onderzoek onder de Nederlandse bevolking (Ten Have et al., 2015) blijkt dat ruim 70% van de Nederlanders geen bezwaar heeft om iemand met een psychische aandoening als buurman, vriend of collega te hebben. De bereidheid neemt echter sterk af als het gaat om het accepteren van een cliënt als schoonzoon of babysitter: dan heeft een kleine 30% geen bezwaar.

Een vergelijking met eerdere Nederlandse bevolkingsonderzoeken laat zien dat sinds 1987 de bereidheid om mensen met een psychische aandoening in het eigen leven toe te laten niet sterk verbeterd is.

Stigma in de ggz en verslavingszorg

In het kader van de Landelijke Monitor Ambulantisering 2019 is onderzoek gedaan onder mensen met psychische aandoeningen (Panel Psychisch Gezien) en onder hulpverleners in de ggz en verslavingszorg (Van Erp e.a., 2019).

Vaak stigma ervaren

Uit de peiling van het Panel Psychisch Gezien (n=628) blijkt dat 73% van de panelleden de afgelopen twee jaar te maken heeft gehad met stigmatisering in het algemeen, vooral met zelfstigma (35%) en stigmatisering door naasten (29%).

Nadelige gevolgen die zij hierbij hebben ondervonden zijn onder andere een negatief zelfbeeld, verminderd zelfvertrouwen, minder hoop en een lagere kwaliteit van leven.

Stigmatisering door hulpverleners

Ruim de helft (54%) heeft de afgelopen twee jaar te maken gehad met stigmatisering door ggz-hulpverleners. Een afstandelijke houding en betuttelend/beschermend taalgebruik van hulpverleners worden het vaakst genoemd. Ruim een kwart (26%) van de panelleden met stigma-ervaringen heeft dit nooit met iemand besproken.

Hulpverleners bevestigen: regelmatig stigmatisering

Bij de peiling onder hulpverleners (n=471) geeft 40% aan dat stigmatisering binnen het eigen team regelmatig tot vaak voorkomt. Dit uit zich vooral in het focussen op beperkingen (in plaats van op mogelijkheden en herstel) en het vermijden van risico’s, de bejegening (betuttelend/beschermend) en het taalgebruik over cliënten tussen hulpverleners onderling.

Bijna driekwart (74%) van de hulpverleners geeft aan dat ze actief met destigmatisering aan de slag wil gaan. Zij verwachten dat binnen het team of op de afdeling bijna de helft (49%) bereid is om hiermee aan de slag te gaan.