Header Image

Depressie

Wat is een depressie?

Veel mensen hebben last van depressieve klachten, zoals een sombere stemming, weinig energie of interesseverlies. Dat betekent  niet meteen dat er sprake is van een depressieve stoornis. Volgens de DSM-5 (1) is er pas sprake van een depressieve stoornis als minstens 5 van onderstaande symptomen tegelijk in een periode van 2 weken aanwezig zijn, voor het grootste deel van de dag, waarbij in ieder geval het eerste of tweede symptoom aanwezig moet zijn: 

  • sombere stemming (verdrietig, leeg of hopeloos), gedurende het grootste deel van de dag en bijna elke dag 
  • duidelijke vermindering van interesse of plezier 
  • gewichtsverandering (aankomen of afvallen) of eetlustverandering 
  • overmatig slapen of juist slapeloosheid 
  • psychomotore remming of agitatie 
  • moeheid of minder energie 
  • verminderd zelfbeeld: onterechte schuldgevoelens of zichzelf onwaardig voelen 
  • concentratieproblemen of besluiteloosheid 
  • terugkerende gedachte aan suïcide (zelfdoding) 

In Nederland had in 2022 tot 7% van de mensen boven de 55 een depressieve stoornis ervaren in de afgelopen 12 maanden (2). Ouderen met depressie hebben minder levenslust en kunnen bijvoorbeeld opeens geen plezier meer hebben in het zien van de kleinkinderen. Soms verwaarlozen ze zichzelf en hun omgeving. Er kan traagheid en passiviteit optreden of juist onrust en moeite met stilzitten. Ze eten en drinken minder en kunnen vaker over de dood gaan praten en ernaar verlangen. Sommigen ondernemen ook een suïcidepoging.  

Persisterende depressieve stoornis

In de DSM-5 is de persisterende depressieve stoornis in de plaats van een dysthyme stoornis en chronische depressieve stoornis gekomen. De diagnose persisterende depressie stoornis kan gesteld worden wanneer de depressieve symptomen minimaal twee jaar aanhouden. Persisterende depressieve stoornis kan worden gediagnosticeerd tegelijk met een depressieve stoornis. Anders dan bij een depressieve stoornis hoeft een sombere stemming of verlies van plezier niet aanwezig te zijn. In Nederland heeft zo’n 3,7% van de 55+ers een persisterende depressieve stoornis in de afgelopen 12 maanden gehad (2).  

Lees hier meer over depressie bij ouderen, over het verschil tussen dementie, rouw en depressie of over apathie. 

Gevolgen 

Het is belangrijk om te bemerken dat de presentatie van depressie kan verschillen bij ouderen t.o.v. jongeren. Uit Nederlands onderzoek kwam naar voren dat ouderen met een depressie vaak meer last hadden van te vroeg wakker worden, minder zin hadden in seks en problemen hadden met doorslapen (3). Uit dit onderzoek kwam ook dat de symptomen zich meer somatisch presenteren dan op jongere leeftijd, wat ertoe kan leiden dat depressie gemist wordt. Uit een ander onderzoek blijkt dat verhoogde rapportage van lichamelijke problematiek vaak voorkomt bij mensen die veel last van een somatische ziekte hebben (4). Tegelijkertijd werd gevonden dat bij ouderen met een depressie, minder stemmingsproblematiek geuit werd zoals prikkelbaarheid en negatieve gedachten. Het is dus niet per se zo dat het hebben van meer lichamelijke problemen voortkomt uit de depressie, maar dat hier meer nadruk op komt te liggen omdat er minder stemmings- en motivationele klachten worden geuit.   

De gevolgen van een depressie kunnen vergaand zijn. Zo is de mortaliteit bij ouderen met een depressieve stoornis die zich eenzaam voelen, verhoogd (5). Dit komt door cardiovasculaire aandoeningen en ook door verhoogde zelfdoding. In 2022 beëindigden 1916 mensen actief hun leven. Daarvan waren er 675 ouder dan 60 jaar wat neerkomt op meer dan één-derde (6).  Bijna de helft van ouderen met een depressie, had in een onderzoek na twee jaar nog steeds een depressie (7).  

Diagnostiek 

Het diagnostisch proces van een ouder persoon met stemmingsstoornissen is niet heel anders dan die van een jonger persoon. Er moet wel rekening gehouden worden met de mogelijkheid dat de symptomen door een dementie veroorzaakt worden in plaats van een depressie. Voor verdere specificatie verwijzen wij u door naar de zorgstandaard en richtlijn 

Enkele diagnostische tests die gebruikt kunnen worden zijn: 

  • CES-D: Center for Epidemiologic Studies Depression scale (Radloff, vertaling Noordelijk Centrum voor Gezondheidsvraagstukken (NCG)) (8). 
  • GDS: Geriatric Depression Scale (Yesavage et al., vertaling door Bleeker et al.) (9) 
  • MADRS: Montgomery Asberg Depression Scale (Montgomery et al., vertaling door Goebeeker) (10) 
  • HRSD: Hamilton rating scale for depression (Hamilton, vertaling door Dijkstra) (11) 

Er zijn nog meer meetinstrumenten beschikbaar voor depressie, zie overzicht alle meetinstrumenten. 

Behandeling 

Een depressie kan weken, maanden of zelfs jaren aanhouden. Er is bekend dat bij ouderen vaak sprake is van onderbehandeling; ouderen worden veel minder vaak voor behandeling verwezen dan jongere volwassenen (12). In Nederland ligt het aantal ouderen dat voor behandeling wordt doorverwezen zelfs een factor 3 tot 4 lager dan men zou mogen verwachten (13). Dat terwijl ouderen juist aangeven behoefte te hebben aan behandeling, en liever psychologische behandeling dan medicatie (12). Wanneer behandeling wordt gegeven blijkt deze bij ouderen vergelijkbaar effectief te zijn als bij jongere patiënten (12) 

De basisinterventies worden aan alle patiënten (met een lichte of zware depressie) gegeven en betreffen: 

  • Psychoeducatie 
  • Activeren (Activerende begeleiding en dagstructurering) 
  • Monitoren en evalueren van behandelresultaten 
  • Overweeg daarnaast individuele re-integratie 

Vervolgens zijn er verschillende stappen; psychotherapie, farmacotherapie, neuromodulatie en de combinatie daarvan (14). Voor ouderen zijn vervolgens specifieke aandachtspunten geformuleerd.  

  • Bij psychotherapie wordt als eerste stap in de acute fase cognitieve gedragstherapie en life review-therapie aanbevolen 
  • Daarnaast kunnen andere therapieën zoals mindfulness, gedragsactivatie en problem solving therapie overwogen worden in de acute fase wanneer dit de voorkeur van de patiënt heeft of wanneer andere therapieën eerder niet hebben gewerkt.  

Ook voor farmacotherapie en het gebruik van elektroconvulsieve therapie bij ouderen worden aanbevelingen gedaan in de richtlijn. 

Gemaakt in samenwerking met Sanne Wassink-Vossen van GGNet.