Nieuws |

Toegang tot de maatschappelijke opvang verbeterd

Toegang tot de maatschappelijke opvang verbeterd

De landelijke toegang van de maatschappelijke opvang is verbeterd. Desondanks komt het nog steeds voor dat dakloze mensen niet in de opvang terecht kunnen doordat gemeenten en opvanginstellingen te streng omgaan met regiobinding. Dat blijkt uit een herhalingsonderzoek van het Trimbos-instituut naar de landelijke toegang van de maatschappelijke opvang waarbij (ex) dakloze mensen zich als 'mystery guest' aanmeldden bij de opvang.

‘Regiobinding’ is het principe dat de maatschappelijke opvang in een gemeente bestemd is voor dakloze mensen uit de regio: doordat er druk op de opvang is, maken gemeenten en opvanginstellingen keuzen in wie ze opvangen en wie niet. Volgens de Wet maatschappelijke ondersteuning moeten dakloze mensen echter altijd opgevangen worden. In 2013 bleek uit onderzoek van het Trimbos-instituut dat de landelijke toegankelijkheid van de opvang niet voor alle rechthebbende dakloze aanvragers gewaarborgd was. Naar aanleiding van deze resultaten riep staatssecretaris van Rijn op tot actie en is onder regie van de Vereniging Nederlandse Gemeenten in 2015 door centrumgemeenten een convenant gesloten om te zorgen dat de landelijke toegang is gewaarborgd. Daarnaast is in 2015 de Handreiking voor de gemeenten en opvanginstellingen herzien. De Federatie Opvang stelde een advies op voor de opvanginstellingen voor een goede uitvoering van de regels omtrent landelijke toegang. Om te zien of deze maatregelen hebben bijgedragen aan de beoogde verbetering, heeft VWS het Trimbos-instituut gevraagd opnieuw de landelijke toegang van de maatschappelijke opvang te onderzoeken. Voor dit onderzoek meldden zich (voormalig) dakloze personen aan bij de opvangvoorzieningen en beantwoordden opvanginstellingen en gemeenten vragenlijsten.

Beter gewaarborgd
In de handreiking van de VNG is opgenomen dat de centrumgemeenten waarmee de cliënt de meeste (sociale) binding heeft, verantwoordelijk is voor het aanbieden van een vervolgtraject in de maatschappelijke opvang. Uitgangpunt daarbij is dat gekozen wordt voor de regio waar de cliënt een positief sociaal netwerk heeft en dus het individuele traject voor een dakloos persoon het meest kansrijk is. Ook wordt aangegeven dat het ontbreken van een inschrijving in de Basisregistratie personen geen uitsluitingscriterium mag zijn.

Ten opzichte van 2013 lijkt de landelijke toegankelijkheid in 2015 beter gewaarborgd. Opvanginstellingen en gemeenten zeggen vaker dan in 2013 dat ze aanmeldingen van dakloze mensen van buiten de regio behandelen en tijdelijke opvang aanbieden. Bij het bepalen van de plek waar iemand het beste opgevangen kan worden, zeggen instellingen en gemeenten nu voornamelijk te kijken naar de regio waar het ondersteuningstraject het meest kansrijk is, terwijl in 2013 inschrijving in de Basisregistratie Personen meestal bepalend was. De aanpassingen in beleidsregels en het verminderde belang van regiobinding als toelatingscriteria maken het aannemelijk dat dakloze aanmelders zonder binding met de regio in 2015 daadwerkelijk meer kans maken op (tijdelijke) opvang dan in 2013.

Minder vaak geweigerd
De meeste gemeenten (83 procent) hebben als beleid dat ze dakloze mensen zonder regiobinding tijdelijk opvangen en er zorg voor dragen dat zij adequate opvang en steun krijgen in de stad waar ze wel binding mee hebben. In vergelijking met 2013 krijgen de mystery guests in 2015 vaker (tijdelijke) opvang aangeboden en is het ontbreken van regiobinding minder vaak de enige reden voor afwijzing. Tegelijkertijd wordt duidelijk dat er nog steeds dakloze mensen bij de opvang worden geweigerd vanwege het ontbreken van binding met de regio waar zij zich aanmelden. Bij 40 procent van de afwijzingen in 2015 was het ontbreken van regiobinding de enige reden voor de afwijzing, tegenover 57 procent in 2013.

Ad hoc
In 2013 werd vastgesteld dat dakloze mensen die zich aanmelden voor de opvang, vaak afhankelijk zijn van de ad hoc beslissing van de opvangmedewerker. Dit lijkt in 2015 lijkt nog steeds van kracht. Dat komt doordat de helft (47 procent) gemeenten (nog) geen beleid heeft vastgesteld, medewerkers van opvanginstellingen niet altijd op de hoogte zijn van het beleid van hun instelling, en dakloze personen maar zelden de mogelijkheid krijgen om bezwaar te maken tegen het besluit om hen de toegang tot de opvang te weigeren.

Onderzoek
Volgens het CBS waren er in 2013 in Nederland naar schatting 25.000 feitelijk daklozen (dakloze mensen zonder vaste verblijfplaats), waarvan ongeveer 10.000 personen (40 procent) zich in de vier grote steden bevinden. In deze steden zijn er 550 plekken in de nachtopvang. In 2011 werd het aantal mensen dat buiten slaapt in deze steden geschat op gemiddeld 70 per nacht.

Het rapport ‘Landelijke toegang opnieuw bekeken’ doet verslag van een herhaling van het onderzoek naar de landelijke toegankelijkheid van de maatschappelijke opvang. In totaal meldden (voormalig) dakloze mensen zich 80 maal aan als ‘mystery guest’ bij opvangvoorzieningen. Zij vertelden opvang nodig te hebben, maar uit een andere stad te komen dan waar zij zich aanmeldden en noteerden de reactie. Aan vragenlijsten van het Trimbos-instituut werkten 36 van de 43 centrumgemeenten mee en 44 van de 54 grootste nachtopvanginstellingen en centrale toegangen tot de maatschappelijke opvang in deze steden.

Meer over dit thema