Geen aanwijzing voor passender zorg voor mensen met ernstige stemmings-, angst- of middelenstoornis

Onderzoek naar betere inzet POH-GGZ

Vergeleken met 12 jaar geleden speelt de algemene gezondheidszorg (AGZ) – vooral de huisartsenzorg – een belangrijkere rol in de zorg voor mensen met stemmings-, angst- of middelenstoornissen. Dit blijkt uit recent onderzoek van het Trimbos-instituut. Maar voor de mensen die ernstige vormen van deze aandoeningen hebben lijkt de zorg niet passender geworden. Net zoals 12 jaar geleden, ontving namelijk vier op de tien mensen waarbij de aandoening ernstig is in het afgelopen jaar geen enkele professionele zorg. Twee op de tien mensen met een ernstige vorm van deze aandoeningen maakte alleen gebruik van de AGZ, en niet van de geestelijke gezondheidszorg (ggz). En hoewel het gebruik van ggz in het algemeen is gestegen vergeleken met 12 jaar geleden, is deze stijging niet sterker voor mensen met een ernstige vorm dan voor mensen zonder psychische aandoening.

Dit blijkt uit onderzoek in NEMESIS-3 (Netherlands Mental Health Survey and Incidence Study-3), een representatief bevolkingsonderzoek naar de psychische gezondheid van volwassen Nederlanders (18-75 jaar). Om te kunnen vergelijken met 12 jaar eerder, zijn ook gegevens van NEMESIS-2 gebruikt. Het onderzoek is recent gepubliceerd in het internationale tijdschrift Social Psychiatry and Psychiatric Epidemiology.

Relatief meer mensen met een matig ernstige aandoening maken alléén gebruik van de AGZ

Een groter deel van de mensen met een matig ernstige aandoening heeft – vergeleken met 12 jaar geleden – alléén contact met de AGZ. En als we kijken naar de mensen met een érnstige aandoening die alléén AGZ gebruiken, krijgt een groter deel een intensieve behandeling. In dit onderzoek wordt een intensieve behandeling opgevat als minstens 8 sessies per jaar, of een combinatie van minstens 4 sessies en medicijnen. Deze resultaten geven aan dat de AGZ een belangrijkere rol heeft gekregen in de zorg voor mensen met veelvoorkomende psychische aandoeningen. De landelijke invoering van de praktijkondersteuner huisartsenzorg ggz (POH-GGZ) vanaf 2008, zal hier van invloed zijn geweest. Inmiddels werkt in de meeste praktijken een POH-GGZ.

Relatief meer mensen maken gebruik van de ggz, en deze stijging is gelijk voor mensen met milde en ernstigere aandoeningen

Vergeleken met 12 geleden hebben relatief meer mensen contact met de ggz. Deze toename is gelijk voor mensen met een milde, een matig ernstige of een ernstige aandoening. Maar als we kijken naar ggz-gebruikers, ontvangt een kleiner deel van hen intensíeve behandeling vergeleken met 12 jaar geleden. En er is een indicatie dat deze daling mogelijk sterker is onder de mensen met een ernstige aandoening. Verder onderzoek is nodig om deze trend te bevestigen. En zo ja, om welke redenen, en of dit de effectiviteit van de behandeling afremt.

Vier op de tien mensen met een ernstige aandoening ontvangt geen professionele zorg

Twee op de tien mensen met een ernstige aandoening maakte alleen gebruik van de AGZ, terwijl dit over het algemeen een minder geschikte behandelsetting is voor hen. Vier op de tien mensen met een ernstige aandoening ontving in het afgelopen jaar helemaal geen professionele zorg, dus ook niet in de AGZ. Verder onderzoek is nodig om te verklaren waarom zo’n groot deel van de mensen met een ernstige aandoening geen recente professionele zorg heeft ontvangen. En voor wie onder hen tijdiger professionele zorg positieve effecten kan hebben. Uit ander onderzoek is namelijk bekend dat geen of uitgestelde professionele zorg samen kan gaan met slechtere uitkomsten, zoals ernstigere problematiek en minder goed functioneren.

Drie op de tien ggz-gebruikers heeft geen recente psychische aandoening 

Bijna 4% van de mensen zonder psychische aandoening in de afgelopen 12 maanden maakte gebruik van de ggz. Dit komt neer op drie op de tien ggz-gebruikers. Maar, vergelijkbaar met 12 jaar geleden, hebben bijna al deze ggz-gebruikers zonder recente psychische aandoening wel andere kenmerken die wijzen op een zorgbehoefte. Denk hierbij aan functionele beperkingen en het eerder hebben gehad van een psychische aandoening. Toch is verder onderzoek zinvol om vast te stellen in hoeverre ggz (nog) passend is voor deze mensen. Mogelijk sluit ander aanbod beter aan bij hun hulpvraag.

Bron: https://link.springer.com/article/10.1007/s00127-025-02869-5
Jasper Nuijen
Senior projectmedewerker Zorg & Participatie