Je moet niet wachten tot het kind zelf ook problemen krijgt

je-moet-niet-wachten-tot-het-kind-zelf-ook-problemen-krijgt

Kinderen van ouders met mentale- of verslavingsproblemen moeten eerder op de radar komen van jeugdzorg.

Op 1 januari 2015 ging het sociaal domein in Nederland op de schop met de invoering van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO), Participatiewet en de Jeugdwet. Vanaf dat moment werden gemeenten, in plaats van het Rijk, verantwoordelijk voor hulp en ondersteuning aan de meer kwetsbare mensen in de samenleving. Dit met het idee dat de gemeenten dichter bij de mensen staan die de hulp nodig hebben. Zo zou het lokaal beter mogelijk zijn maatwerk te leveren: door goede samenwerking tussen verschillende zorg- en welzijnsorganisaties kan de dienstverlening beter aansluiten bij de behoeften van individuen of gezinnen. Naast maatwerk was ook de transitie naar meer preventie een belangrijk doel.

Zes jaar later: implementatie wetten nog niet geslaagd

Inmiddels zijn we zes jaar verder en weten we dat de implementatie van deze wetten nog niet geslaagd is. De verwachte effecten worden onvoldoende teruggezien en er zijn knelpunten waardoor de hulpverlening vastloopt. Er zijn lange wachtlijsten, met als gevolg dat kinderen en jongeren vaak lang moeten wachten op passende hulp en hun problemen in de tussentijd verergeren, zo niet escaleren. Waar kinderen of jongeren in eerste instantie misschien geholpen hadden kunnen worden met een relatief lichte behandeling, is tegen de tijd dat ze daar terecht kunnen de ondersteuning waarvoor ze op de wachtlijst stonden niet meer passend. In sommige gevallen is de situatie dusdanig geëscaleerd dat een uithuisplaatsing nodig is. Het proactief werken en preventief bieden van jeugdhulp zoals de bedoeling was, komt mede door de wachtlijsten nog (te) moeilijk van de grond.

KOPP/KOV/KVBO-kinderen niet in beeld bij hulpverleners

De kinderen en jongeren die bij uitstek baat kunnen hebben bij het meer proactief en preventief werken, zijn de Kinderen van ouderen met Psychische Problemen (KOPP), Kinderen van Ouders met een Verslaving (KOV) en Kinderen van Ouders met een lichte Verstandelijke Beperking (KVBO). Terwijl deze kinderen juist vaak buiten beeld blijven bij de hulpverlening (in brede zin), omdat zij zelf (nog) geen problemen vertonen, terwijl hun thuissituatie moeilijk -of soms zelfs onveilig- kan zijn. De hulpverlening is vaak gericht op de ouder. Toch is het belangrijk dat de volwassen hulpverlening ook aandacht heeft voor de kinderen van hun cliënten en – indien nodig – jeugdhulp of Veilig Thuis inschakelt. Deze kinderen kunnen namelijk wel degelijk last hebben van hun thuissituatie, ook al uit zich dat nog niet direct.

“De hulpverlener van mijn moeder nam me even apart om met me te praten. Ik voelde me echt gezien en gehoord . Ze nam me serieus in wat ik mee maakte. Doordat die hulpverlener mij vragen stelde over hoe het thuis was, ging ik me realiseren dat wat ik meemaakte niet normaal was.” – ervaringsdeskundige

Deze kinderen hebben een hoger risico om op latere leeftijd zelf psychische problemen of een verslaving te krijgen. Zij zijn dus de GGZ-cliënten van de toekomst. Nederlands onderzoek toont aan dat van deze groep kinderen 65% op 35-jarige leeftijd zelf een depressie of angststoornis heeft (gehad). Ter vergelijking: onder kinderen waarvan bij de ouders geen dergelijke problemen spelen, is dit percentage 25%. Het is belangrijk om deze kinderen vroeg in beeld te krijgen en niet te wachten tot zij zelf problemen ontwikkelen. Zo kan er veel leed voorkomen worden. Bij deze kinderen, maar ook weer bij hun toekomstige kinderen, omdat de cirkel van intergenerationele overdracht zo doorbroken wordt.

“De GGZ geeft aan dat zij nu werken met de kinderen van toen.” – hulpverlener

Kindcheck essentieel bij vroegsignalering

Eén van de knelpunten bij de uitvoering van de Jeugdwet is de samenwerking tussen alle partijen die rondom het kind en het gezin staan. Zo worden de kinderen van cliënten uit bijvoorbeeld de GGZ of verslavingszorg nog te weinig doorverwezen naar de (preventieve) jeugdhulp. Ook is er kritiek dat de ‘kindcheck’ nog te weinig wordt gedaan en alleen wordt ingezet bij vermoedens van huiselijk geweld, waardoor deze kinderen dus überhaupt nog te weinig in beeld komen. Terwijl dit instrument juist heel goed ingezet kan worden als start van een preventief traject. Inzet van de kindcheck en een goede ketensamenwerking zijn twee belangrijke manieren om eventuele problemen van KOPP/KOV/KVBO tijdig te signaleren. Om zodoende vóór het ontstaan van (grotere) problemen ondersteuning te bieden en daarmee het kind en het hele gezin veel ellende te besparen.

“Je moet niet wachten tot het kind zelf ook problemen krijgt” – beleidsmedewerker gemeente

Eén van onze KOPP/KOV/KVBO projecten: het Buitenshuisproject

KOPP/KOV/KVBO zijn voor het Trimbos-instituut een belangrijke doelgroep. Eén van de projecten die wij voor deze kinderen uitvoeren, is het Buitenshuisproject. Het Buitenshuisproject biedt een veilige omgeving in de vorm van kinderopvang, buitenschoolse opvang of sport voor KOPP/KOV/KVBO van 0 tot 18 jaar bij wie de thuissituatie onveilig is. De geluiden over de moeizame samenwerking tussen volwassenenzorg en de jeugdhulp is iets wat wordt geïllustreerd door het Buitenshuisproject. Eén van de dingen die de hulpverleners binnen dit project tegenkomen, is het teveel in hokjes denken door de verschillende betrokken instanties. Er wordt nog te weinig “buiten paden getreden” om met elkaar maatwerk te leveren voor het gezin. Zo richten de zorgorganisaties die de ouders behandelen zich nog niet genoeg op het actief nagaan of hun cliënten kinderen hebben en hoe de zorg voor hen is geregeld. Dat de kindcheck nog niet voldoende wordt toegepast, zien we dus ook in dit project terug.

“We overleggen met de GGZ. Maar het is nog steeds hokjes denken. Als je mazzel hebt, heb je een hokje dat wil meedenken maar dan moet er alweer iets specifieks zijn in het gezin om de behandeling te verantwoorden.” – hulpverlener

Er lijkt – ondanks alle inspanningen – onvoldoende besef te zijn dat de zorg voor het héle gezin een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid is van alle instanties om het gezin heen. Het is belangrijk dat de verschillende ketenpartners met elkaar in contact blijven en dat het duidelijk is wat ieders rol is in de zorg voor een gezin. Binnen het Buitenshuisproject geven beleidsmedewerkers van gemeenten aan dat de volwassenen- en jeugdhulpverlening vaak gescheiden van elkaar werken, wat de samenwerking ook in de weg staat.

“Dus we hebben in het verleden wel gezinnen gehad die dan een SMI kregen, waarvan de ouders bekend waren bij Participatie en de WMO. Daarnaast was Veilig Thuis bijvoorbeeld betrokken in dat gezin en kwam er vanuit die hoek ook het besluit om jeugdhulp actief in zo’n gezin in te zetten. Maar dan zijn het eigenlijk allemaal losse dingen die naast elkaar bestaan.” – beleidsmedewerker gemeente

Onderlinge samenwerking en communicatie cruciaal

De werkdruk is overal hoog, hulpverleners in zowel de volwassenzorg als de jeugdhulp hebben het al heel druk met hun eigen cliënten. Het verbreden van de focus naar ook de KOPP/KOV/KVBO zou dan aan kunnen voelen als een nog vollere agenda omdat er zich een nieuwe groep gezinnen en kinderen meldt bij de hulpverlening. Als er echter geen hulp komt, is de kans dat deze kinderen dit later alsnog nodig hebben veel groter. Zoals genoemd kunnen dit de GGZ-cliënten van de toekomst zijn. Het bieden van preventieve hulp aan de kinderen zou de intensievere hulp in de toekomst kunnen voorkomen. Om dit voor elkaar te krijgen zijn alle partners in de zorgketen rondom gezinnen nodig en is onderlinge samenwerking en communicatie cruciaal. De volwassenenzorg en de jeugdhulp zouden zichzelf niet moeten zien als van elkaar gescheiden sectoren, maar juist de verbinding met elkaar opzoeken en elkaar helpen in het creëren van een fijne en veilige thuissituatie voor ouders en kinderen.

Over het Buitenshuisproject
Het Buitenshuisproject biedt een veilige omgeving in de vorm van kinderopvang, buitenschoolse opvang of sport voor kinderen van 0 tot 18 jaar die ouders hebben met psychische problemen (KOPP), een verslaving (KOV) en/of een licht verstandelijke beperking (KVBO) bij wie de thuissituatie onveilig is. Het doel van het project is het welbevinden van deze kinderen te vergroten en de kans op (latere) psychische problemen te verkleinen. De inzet is dus om preventieve ondersteuning voor KOPP/KOV/KVBO te geven. De gezinnen die mee doen aan het buitenshuisproject worden begeleid door een ‘linking-pin’: een hulpverlener die de spin in het web is tussen de overige hulpverlening, de opvang en de gemeente. Het buitenshuisproject loopt op dit moment in tien gemeenten. Het Trimbos-instituut is projectleider, ondersteunt in de implementatie van het project en voert een begeleidend onderzoek naar de effecten en ervaringen van het project uit. Om de ervaringen met het Buitenshuisproject in kaart te brengen zijn beleidsmedewerkers van gemeenten, linking-pins en opvangmedewerkers geïnterviewd. Op de website zullen we daar binnenkort verslag van doen. Meer weten over het Buitenhuisproject? Kijk op www.buitenshuisproject.nl, laat een bericht achter op buitenshuisproject@trimbos.nl of stuur een mail naar projectleider Daniëlle Meije.

Daniëlle Meije
Wetenschappelijk medewerker Jeugd