Jeugd in cijfers

De afgelopen jaren is een aantal grootschalige onderzoeken uitgevoerd die inzicht geven in algemene trends rondom de mentale gezondheid van de jeugd.

Sinds 2018 zijn er verschillende rapporten uitgebracht waarin gewaarschuwd wordt voor de toegenomen maatschappelijke verwachtingen en mentale druk bij de jeugd, waaronder rapporten van de Raad van Volksgezondheid en Samenleving [1], het RIVM [2] en de Sociaal-Economische Raad [3]. In deze rapporten wordt verwezen naar onder andere prestatiedruk en kansenongelijkheid. Ook komt suïcide als doodsoorzaak onder jeugdigen aan bod. Tegelijkertijd beoordeelden Nederlandse leerlingen op de basisschool hun leven destijds met een 8,3. En leerlingen in het voortgezet onderwijs met een 7,6 [4].

Levensfases

Hieronder gaan we in op onderzoeksresultaten met betrekking tot de mentale gezondheid van kinderen, jongeren en studenten.

Kinderen

Er zijn weinig landelijke cijfers beschikbaar over de mentale gezondheid van kinderen. De onderzoeken die zijn uitgevoerd op populatieniveau, zoals Health Behaviour in School-aged Children (HBSC)* en Geluk onder Druk bieden (alleen) inzicht in leerlingen uit groep (7 en) 8. In 2020 ervaarden veel kinderen een positieve mentale gezondheid [5]. Zo scoorde 85% van de basisschoolleerlingen positief op floreren. Floreren omvat kwaliteit van leven, zingeving en blijheid [5].

Tijdens de coronacrisis is weinig onderzoek gedaan specifiek naar de invloed van de coronacrisis op het mentaal welbevinden of de mentale klachten van kinderen tot 12 jaar. Er zijn signalen van een negatieve invloed van de pandemie op de mentale gezondheid van kinderen, maar de representativiteit van deze resultaten is onduidelijk [6].

Tussen 2017 en 2021 zijn emotionele problemen bij meisjes uit groep 8 sterk toegenomen. In het basisonderwijs is het percentage meisjes met emotionele problemen tussen 2017 en 2021 meer dan verdubbeld: van 14% naar 33%. Het percentage jongens met emotionele problemen nam tussen 2017 en 2021 toe van 7% naar 14% [7]. Er zijn echter verschillen tussen groepen kinderen. Zo zijn kinderen die met beide ouders in één huis wonen positiever over hun leven dan kinderen die niet met beide ouders in één huis wonen (respectievelijk geven zij hun leven gemiddeld een 8,1 en 7,6). Ook rapporteren kinderen met een migratieachtergrond vaker een laag emotioneel welbevinden dan kinderen zonder migratieachtergrond (respectievelijk 20% en 15%) [7]. Verder ervaart bijna 1 op de 5 leerlingen in het basisonderwijs (nogal) veel druk door schoolwerk. Over sociale relaties met ouders, klasgenoten en vrienden is het merendeel van de kinderen daarentegen positief [7].

Jongeren

In 2020 ervaarden veel jongeren een positieve mentale gezondheid. Driekwart van de jongeren in het voortgezet onderwijs (76%) rapporteerde een hoge mate van floreren [5]. Het HBSC-onderzoek uit 2021 liet zien dat jongeren in het voortgezet onderwijs hun leven gemiddeld een 7,1 geven [7]. Er zijn echter wel verschillen tussen groepen jongeren. Zo rapporteren meisjes in het voortgezet onderwijs bijvoorbeeld drie keer zo vaak emotionele problemen als jongens. Verder zijn jongeren die met beide ouders in één huis wonen positiever over hun leven dan jongeren die niet met beide ouders in één huis wonen. Jongeren die met beide ouders in één huis wonen geven hun leven gemiddeld een 7,3, tegenover een 6,6 van jongeren die niet met beide ouders in één huis wonen [7].

De coronacrisis had voor veel jongeren een negatieve invloed op de mentale gezondheid [8]. Het aantal jongeren tussen 12 en 25 jaar met psychische klachten nam toe: van 10,9% in 2020 naar 18% in 2021 [9]. Tegelijkertijd bleken jongeren ook veerkrachtig en ging het in coronatijd met de meeste jongeren nog steeds goed [6]. Uit de resultaten van het vierjaarlijkse HBSC-onderzoek bleek dat emotionele problemen bij meisjes in het voortgezet onderwijs sterk zijn toegenomen tussen 2017 en 2021. In het voortgezet onderwijs steeg dit percentage van 28% naar 44%. In het HBSC-onderzoek komen verschillende risicogroepen naar voren, zoals jongeren met een migratieachtergrond, jongeren die niet met beide ouders in één huis wonen en jongeren die opgroeien in een gezin met een lage materiële welvaart [7]. Verder ervaart bijna de helft van de jongeren in het voortgezet onderwijs (nogal) veel druk door schoolwerk. Over sociale relaties met ouders, klasgenoten en vrienden is het merendeel van de jongeren daarentegen positief [7].

 

Studenten

Gaan studeren is een belangrijke levensverandering voor veel jongeren die samenvalt met een belangrijke ontwikkelingsfase waarin studenten in de overgang zitten van de adolescentie naar jongvolwassenheid. Deze fase gaat over het ontwikkelen van je identiteit en het leren aangaan en onderhouden van relaties. Vaak vinden er in deze tijd ook veel andere levensveranderingen plaats. Zo is de studententijd het moment waarop veel jongeren op zichzelf gaan wonen. Ook het vinden van een partner en het nadenken over een toekomstige carrière gaan vaak een grotere rol spelen. Door al deze veranderingen kan de studententijd een stressvolle tijd zijn [10].

In Nederland zijn jongvolwassenen tussen de 18 en 25 jaar van alle leeftijdsgroepen het minst gelukkig met hun leven [11]. In 2021 rapporteerde 51% van de studenten in het hbo en wo (veelal lichte tot matige) psychische klachten en rapporteerde en 68% rapporteerde emotionele uitputtingsklachten. Studenten die een grotere kans hebben op psychische klachten zijn met name studenten met een migratieachtergrond en internationale studenten [12]. Desondanks ervaren veel studenten voldoende welbevinden: Desondanks ervaren veel studenten voldoende welzijn: 45% van de studenten gaf leven een score van 7,0 of hoger. Studenten met een positieve mentale gezondheid ervaren minder vaak psychische klachten [12].

Over de mentale gezondheid van studenten in het mbo is relatief weinig bekend [13]. Vragenlijstonderzoeken richten zich zelden op mbo-studenten. De onderzoeken die wel gedaan zijn, richtten zich bovendien vaak op een specifieke groep mbo-studenten, zoals studenten van een specifieke opleidingsrichting of van één bepaald mbo-niveau. Daardoor ontbreken representatieve gegevens over de mentale gezondheid van de totale groep mbo-studenten [13]. Onderzoek tijdens de coronapandemie liet zien dat mbo-studenten zich in deze periode vaker somber en eenzaam voelden dan voor de coronapandemie [14]. Er zijn verschillende risicogroepen te onderscheiden in de ontwikkeling of het verloop van mentale problemen tijdens de coronapandemie [15]. Studenten die al vóór de coronapandemie veel mentale problemen hadden, blijken het meest kwetsbaar. Zij hadden ook na de coronapandemie nog de meeste mentale problemen [15].

Voor meer informatie over het welzijn van studenten, bekijk ons kennisdossier

 

Gebrek aan cijfers over psychische aandoeningen

Bovenstaande cijfers bieden inzicht in algemene trends rondom mentaal welbevinden en mentale problemen van de jeugd. Deze cijfers zijn echter gebaseerd op zelfrapportage, wat betekent dat jeugdigen zelf hebben aangeven hoe het met hen gaat. Zelfrapportage kan beperkingen met zich meebrengen. Zo zijn jeugdigen mogelijk geneigd sociaal wenselijke antwoorden te geven, wat kan leiden tot zowel over- als onderrapportage van problemen [5,7].

Landelijk representatieve cijfers over het vóórkomen, het beloop en de gevolgen van psychische aandoeningen bij jongeren  tot 18 jaar ontbreken in Nederland [16, 17]. Daardoor is het bijvoorbeeld niet bekend hoeveel jongeren op dit moment een depressie, angststoornis, ADHD of burn-out hebben. Ook weten we niet welke jongeren het meeste risico lopen op deze psychische aandoeningen en welke gevolgen deze aandoeningen hebben voor de jongere, het gezin en de school.

Kortom, het volledige spectrum van de mentale gezondheid (van welbevinden tot het ervaren van klachten tot het hebben van een stoornis) van de jeugd is niet goed in beeld. Wel zijn er verschillende initiatieven die hier verandering in proberen te brengen, zoals het DREAMS-onderzoek en de StroomOP Monitor. Een gebrek aan data leidt onder andere tot een mismatch tussen de beschikbare zorg en de vraag naar zorg. Cijfers over de omvang en ernst van problemen kunnen, gecombineerd met cijfers over zorggebruik, bijdragen aan betere keuzes voor de organisatie van het zorgaanbod en het inkoopbeleid [18].

Daarnaast kunnen data over mentale gezondheid en zorggebruik bijdragen aan kwaliteitsbeoordeling van de jeugdhulp. Het kan bijvoorbeeld inzicht geven in hoe jeugdigen bij jeugdhulp terechtkomen, welke zorg wordt verleend en of jeugdhulp heeft bijgedragen aan welbevinden of herstel [18]. Tien concrete adviezen maken duidelijk welke stappen nodig zijn om meer zicht te krijgen op de mentale gezondheid en het zorggebruik van de jeugd.