Alcohol: stadia van gebruik

Wie begint met drinken, of regelmatig veel drinkt, ontwikkelt niet vanzelfsprekend alcoholproblematiek . En wie alcoholproblematiek heeft, houdt die lang niet altijd. We zien dat alcoholgebruik vaak geen lineaire lijn volgt over de levensfasen, maar dat periodes van overmatig gebruik worden afgewisseld met periodes van minder of helemaal niet drinken.

Veel jongeren en jongvolwassenen drinken een periode stevig. Dit drinkpatroon neemt meestal af met het ouder worden, als werk en gezin belangrijker worden. Soms ontwikkelt zich echter een onaangepast patroon van alcoholgebruik dat gepaard gaat met beperkingen in het sociaal en beroepsmatig functioneren. Als dit het geval is wordt gesproken van een stoornis in het gebruik van alcohol. Daarnaast kan langdurig overmatig alcoholgebruik resulteren in ernstige gezondheidsklachten.

Alcoholgebruik is bij sommigen een leven lang redelijk gematigd, anderen ontwikkelen langzaam een stoornis in het gebruik van alcohol (ook wel verslaving genoemd) en weer anderen wisselen perioden van veel drinken af met minder drinken of juist een periode van een stoornis. Alcoholproblematiek ontwikkelt zich dus lang niet altijd lineair en is lang niet altijd chronisch.

Kennismaking

Toch begint gebruik altijd met een eerste kennismaking, experimenteren en vervolgens kunnen er verschillende drinkpatronen ontstaan die elkaar kunnen afwisselen. De volgende stadia van gebruik worden daarbij onderscheiden: eerste gebruik (age of onset, startleeftijd), experimenteren, geïntegreerd gebruik en alcoholproblematiek (stevig gebruik en/of een stoornis in het gebruik van alcohol). Deze fasen worden hier uitgebreider beschreven. Binge drinken (het drinken van vijf of meer glazen bij één gelegenheid) kan in al die fasen voorkomen.

Eerste gebruik en experimenteren

De eerste keer dat iemand alcohol drinkt, noemen we ook wel de startleeftijd of de age of onset. Dat moment kenmerkt de overgang van niet-drinker naar drinker (initiatiemoment). Bij alcoholgebruik is de overgang van eerste gebruik naar experimenteren en andere patronen van gebruik vanzelfsprekender dan bij drug. Hoewel bij andere drugs veel mensen na experimenteren stoppen, ontwikkelt zich bij alcoholgebruik na een experimenteerfase meestal een fase van geïntegreerd gebruik. Dat hangt samen met de rol die alcohol in de Nederlandse cultuur heeft, waardoor zich relatief snel gewoontegedrag ontwikkelt. In andere landen komt vaker voor dat het alcoholgebruik ophoudt, na een eerste kennismaking of een periode van experimenteren, of helemaal niet begint [7].

Geïntegreerd gebruik

Alcoholgebruik is bij veruit de meeste volwassenen in Nederland gewoontegedrag, maar beperkt zich meestal tot geïntegreerd gebruik. Daarmee wordt bedoeld dat de gebruiker alcoholgebruik in zijn leven weet in te passen zonder last te hebben van de negatieve gevolgen van gebruik. Veelal wordt er vooral in sociale situaties gedronken en is het dagelijks drinken beperkt. Incidenteel kan er wel sprake zijn van een avond binge drinken, maar frequent is dat niet. Het gebruik heeft vrijwel geen negatieve invloed op werk, relaties of schoolprestaties.

Alcoholproblematiek

Als geïntegreerd gebruik overgaat in stevig drinken of in een onaangepast drinkpatroon dat gepaard gaat met beperkingen in het functioneren, wordt gesproken van alcoholproblematiek. Zowel stevig drinken als een onaangepast drinkpatroon kunnen verstrekkende gevolgen hebben, de combinatie van beiden lijkt te duiden op de meest ernstige en chronische problematiek [5].

Stevig drinken

Na een periode van experimenteren of geïntegreerd gebruik kan een patroon van overmatig drinken ontstaan. Er zijn twee drinkpatronen die kunnen horen bij stevig drinken. Enerzijds is dat ‘zwaar drinken’  : een keer per week of vaker meer dan 4 (vrouwen) of 6 (mannen) glazen drinken. Anderzijds gaat het om ‘overmatig drinken’. De wekelijkse inname is dan minstens 21 glazen alcohol per week voor mannen, of minstens 14 glazen per week voor vrouwen. Deze drinkpatronen kunnen overlappen, maar dat is niet vanzelfsprekend.

Veel jongeren en jongvolwassenen drinken een periode stevig. Dat geldt in het bijzonder voor studenten [6]. Dit neemt meestal af met het ouder worden, als werk en gezin belangrijker worden, zoals blijkt uit deze cijfers.

Ook na een stoornis in het gebruik van alcohol kan er nog sprake zijn van stevig drinken. In dat geval is de kans op terugval groter, dan wanneer er niet of matiger wordt gebruikt [5].

Stoornis in het gebruik van alcohol (verslaving)

Langdurig stevig alcoholgebruik leidt tot sterk geautomatiseerd gedrag, waarbij de bewuste keuze om te drinken steeds meer naar de achtergrond verdwijnt. Ook leidt het tot een verhoogde tolerantie voor alcohol, waardoor er steeds meer alcohol nodig is voor het gewenste effect. Toch leidt stevig alcoholgebruik lang niet altijd tot een stoornis in het gebruik van alcohol. Ook is er niet altijd sprake van stevig alcoholgebruik bij mensen die wel degelijk een stoornis hebben [5]. In hoeverre iemand een stoornis in het gebruik van alcohol heeft hangt namelijk niet af van de mate van gebruik, maar van de invloed van het gebruik op het functioneren.

Er is volgens de DSM 5 sprake van een stoornis in het gebruik van alcohol “bij een problematisch patroon van alcoholgebruik dat leidt tot klinisch significante beperkingen of lijdensdruk” [1]. Belangrijk kenmerken zijn de constante hunkering (craving) naar het middel [2], het centraal stellen van het gebruik in het leven en het verlies van grip op andere zaken in het leven.

De DSM 5 spreekt van een lichte stoornis als 2 of 3 van in totaal 11 criteria in het afgelopen jaar aanwezig waren. Bij 3 of 4 criteria spreekt men van een matige stoornis, bij 6 of meer van een ernstige stoornis in het gebruik van alcohol. Lees de criteria van de DSM 5 voor een stoornis in het gebruik van alcohol.

Zeventig procent van de mensen met een stoornis in het gebruik van alcohol herstelt binnen 3 jaar. De kans op herstel is kleiner als er sprake is van een angststoornis, hoog alcoholgebruik en meer klachten als gevolg van het gebruik (zoals problemen met werk of relatie) [5]. Wanneer er geen afname van gebruik is, bestaat de kans om chronische alcoholproblematiek te ontwikkelen. Dit gaat gepaard met ernstige gezondheidsklachten en beperkingen in het sociaal of beroepsmatig functioneren.

Gerelateerde pagina's

Referenties

  1. American Psychiatric Association: Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (DSM 5de versie). Washington:American Psychiatric Association; 2013.
  2. Franken, I. & van den Brink, W. (2009). Handboek verslaving. Utrecht: Uitgeverij de Tijdstroom.
  3. Netwerk kwaliteitsontwikkeling GGZ. Zorgstandaard Problematisch alcoholgebruik en alcoholverslaving, Utrecht 2017.
  4. Trimbos-instituut & WODC (2017). Nationale drugsmonitor 2017.
  5. Tuithof, M. (2015). Drinking distilled. Onset, course and treatment of alcohol use disorders in the general population.
  6. Van Dijck, D., & Knibbe, R.A. (2005). De prevalentie van probleemdrinken in Nederland: Een algemeen bevolkingsonderzoek. Maastricht: Universiteit Maastricht.
  7. World Health Organisatior. (2011). Global status report on alcohol and health. Geneva: WHO.